De onsterfelijke grote broer

Asis Aynan

Het regent. Hard en onophoudelijk. Het is 25 februari 1989, elf uur ’s avonds en Mouloud Mammeri rijdt in zijn Peugeot 205. De schrijver, taalkundige en antropoloog is goed gestemd en voldaan. Hij heeft zojuist een lezing gegeven aan de universiteit van Oujda in Marokko. Het was druk geweest, veel studenten, journalisten en vrienden. Voor hij vertrok sprak Mammeri een bevriend collega over de telefoon. Ze maakte zich zorgen. De lezing zou pas laat afgelopen zijn en de Magrebijnse wegen zijn slecht onderhouden, smal en onverlicht. Zijn collega probeerde hem over te halen pas de volgende ochtend naar Algerije terug te rijden, maar ze wist dat het weinig zin had, want Mouloud had haast, altijd haast. ‘Ik ken de weg goed, mijn autootje is pico bello in orde en deze februaridagen zijn prachtig!’ stelt hij haar gerust. ‘Wees voorzichtig, Da Lmouloud,’ zegt ze nog.




Mouloud Mammeri werd in 1917 in het Algerijnse Taourirt-Mimoun geboren, een dorp in Kabylië in het noordoosten van het land, waar de natuur zich door niets en niemand laat bedwingen en haar ongeremde onafhankelijkheid toont. Zijn inwoners zijn uit hetzelfde hout gesneden. De vrije geesten van Kabylië hebben als geen ander hun politieke en culturele stempel op de Noord-Afrikaanse geschiedenis gedrukt.

Na de lagere school stuurden Mammeri’s ouders hem naar een oom in Rabat (Marokko), die adviseur van koning Mohammed V was. Toen hij de middelbare school afrondde, keerde hij terug naar Algerije om daarna in Parijs verder te studeren. Mammeri specialiseerde zich in de Franse letterkunde en antropologie. Hij onderbrak zijn studies bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog; hij werd opgeroepen om aan Franse zijde tegen Hitler te strijden en vocht in Italië, Frankrijk en Duitsland.

Na de oorlog begint Mammeri aan zijn kleine literaire oeuvre – Algerije stond op dat moment nog onder Frans protectoraat (1830-1962). Door zijn studies en de wrede oorlog zag hij hoe belangrijk het is dat een volk zijn geschiedenis en literatuur optekent. Marokko, waar dat amper gebeurde, illustreert dat uitstekend, het land ging zich gedragen naar de verhalen van anderen, die over kifrokers, de eeuwige couscous, mierzoete muntthee en prostituees in overvloed gaan, over de sultans op hun troon in een duizend-en-één-nachtdecor.

Voor Mammeri geen dergelijke horror.
Er was amper sprake van een moderne Algerijnse literatuur, tot de Vijftigers van zich lieten horen; een klein groepje schrijvers dat al dan niet los van elkaar over de Algerijnse geest en identiteit en het kolonialisme schreef.

De belangrijksten onder hen zijn Mohamed Dibb, Assia Djebar, Kateb Yacine, Mouloud Feroun, Marie-Louise
Taos Amrouche en Mouloud Mammeri. In de jaren vijftig en zestig schreef Mammeri drie romans: Het verlaten land (La Colline oubliée), De slaap der rechtvaardigen (Le sommeil du juste) en Opium of slagen (L’opium et le bâton). Zijn vierde en laatste roman De kruising (La traversée) zag het licht in 1982. Alleen Opium of stokslagen verscheen eerder in het Nederlands, in 1980 bij Het Wereldvenster – Romans uit de Derde Wereld.

Aan de vooravond van de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog (1954-1962), die tussen de 350.000 en anderhalf miljoen mensen het graf mee innam, debuteerde Mammeri in 1952 met Het verlaten land. Het boek wordt als de eerste grote moderne Algerijnse roman beschouwd, daarom kreeg Mammeri de koosnaam Da Lmouloud. Da is een afkorting van dada, een respectvolle aanspreekvorm voor de oudste broer binnen een gezin. In Kabylië wordt Mouloud als Lmouloud uitgesproken.

AmazighTimes

In de Franse pers werd het boek overladen met lof maar in Algerije heersten er ambivalente gevoelens jegens het verhaal. Het gejubel in de Franse kolommen werd door een deel van het Algerijnse lezerspubliek als misplaatst ervaren. Frankrijk was immers de kolonisator, de grote vijand, en die ging zich nu ook bemoeien met hun literatuur. In Algerije werd Het verlaten land door velen omarmd, maar het kreeg ook het commentaar verkeerde beschouwingen over de Algerijnse cultuur te bevatten en het werd regionalisme verweten, omdat het verhaal zich voor een groot deel in het dorp Tasga afspeelt.

De reacties in Algerije hadden gemeen dat ze een dorst naar eigen verhalen op papier vertolkten. Het was een literair antwoord op de moderne tijd, die het Algerijnse volk niet goed gezind was. Eindelijk was er, na Lucius Apuleius Madaurensis (De gouden ezel) en Augustinus (Belijdenissen), onder hen weer een groot schrijver opgestaan.

De vorm van Het verlaten land is bijzonder. Het boek kent hoofdstukindeling noch hoofdstuknummering, en ik denk dat Mammeri liever geen paginanummers op de bladzijden had gezien. Het is één verhaal dat op één vel zou moeten staan, het wordt in één adem verteld.

De roman opent met de beschrijving van de onstuimige seizoenen in het dorp Tasga. De lezer weet direct dat het leven er niet eenvoudig is. Het lijkt een dorpsverhaal; een kleine gemeenschap, de gebruiken, tradities, architectuur, verhalen en gedichten van dat stukje Algerije worden met grote precisie beschreven. Dat maakt het eveneens een onthaastingsroman; de levens van de personages worden niet als een serie snapchatfoto’s gepresenteerd, maar als een panorama waar de tijd voor moet worden genomen.

Het is ook een ontwikkelingsroman, niet van één persoon, maar van een vriendengroep, de vrienden van Taasast.

Taasast is de zolder waar het hoofdpersonage, de jonge Mokrane, en zijn vrienden samenkomen en hun geheimen met elkaar delen. De vriendengroep bestaat uit Idir, Menach, Meddour, Sekoura, Mokrane en Aazi. De bovenkamer is al tijden niet meer geopend, omdat de groep volledig moet zijn om de deur van het slot te mogen halen.

De deur van Taasast zal ook niet meer openen, want de vriendengroep wordt volwassen. Om tot wasdom te komen moet je je jeugd verlaten, en daarom verraden ze een voor een hun jongere ik. Die ontrouw aan de jeugd zal voor iedereen herkenbaar zijn.

Mokrane trouwt met Tamazouzt, die in de roman de fluweelzachte naam Aazi draagt, de verloofde van de nacht. ‘Nieuwe namen’ zijn geen uitzondering in het verhaal, evenmin als in de Berbercultuur, want in hoeverre komt een geboortenaam overeen met wie je bent? Zo kreeg Mammeri van zijn ouders de naam Mohammed, die hij wijzigde in Mouloud. We moeten het principe van een geschiktere naam niet verwarren met het spel van de bijnaam, dat spot als basis heeft.

Als Tamazouzt wordt beschreven,is zij de wederhelft van Mokrane, die van haargemeenschap de opdracht heeft kinderen te baren en verder moet ze haar mond houden. Terwijl de woorden die aan Aazi zijn gewijd over haar grote talenten gaan, ze is een danseres, een dichter, de verloofde van de nacht. Mammeri toont op rake en ontroerende wijze het pijnlijke verschil tussen hoe wij onszelf zien, wie we willen zijn, en de verwachtingen van de mensen om ons heen.

Niet alleen de liefde tussen Aazi en Mokrane krijgt veel te verduren. De wereld en het dorp zijn zwanger van het grote onheil dat de Tweede Wereldoorlog heet. Dat blijkt al snel: ‘Sinds lange tijd heerste er in ons plaatsje inderdaad een vreemde, ongrijpbare ziekte. Een ziekte die overal en nergens was, die soms een paar maanden weg leek te zijn om dan ineens weer toe te slaan, keihard, als het ware ter compensatie van het korte respijt dat we hadden gehad. We hadden alles geprobeerd, maar niets hielp, vooral omdat niemand precies wist wat de oorzaak van het probleem was, welke heilige we hadden beledigd, hoe de jongeren over de schreef waren gegaan of hoe de oudjes in de vergadering verkeerd hadden geredeneerd of onjuiste beslissingen hadden genomen.’

De wereldoorlog is een spookbeeld, een schaduw. De verschrikkingen worden niet getoond, maar door de lezer onderhuids gevoeld. Ook migratie speelt een rol in Het verlaten land. Op dit gebied is er sinds de publicatie van het boek weinig veranderd in het huidige Noord-Afrika. Jongeren vertrekken nog steeds naar Frankrijk om geld te verdienen en de migratie destabiliseert de dorpen. Iedere samenleving heeft jongeren nodig, zij zijn het hart, zonder hen ontbreekt het aan feest, nieuw leven, stommiteiten en drama. In ruil voor het geld van Frankrijk krijgen de dorpen lege en kille straten.

Mammeri’s tweede boek De slaap der rechtvaardigen is een ideeënroman. Hij laat op de derde pagina de protagonist tegen zijn vader zeggen dat God niet de grootste is, omdat bij de oppergod het kwaad een noodzaak is, want anders heeft het goede geen bestaansrecht. Dus noodzaak is superieur aan God. De vader loopt het huis in en pakt een geweer om zijn Heer te wreken. De vader is een uitmuntend schutter. De zoon zet het op een rennen, en de kogels suizen langs zijn hoofd; zijn vader mist. Met opzet. Zijn zoon kan hij geen kwaad doen. De liefde voor zijn dierbare is groter dan die voor God.

Gingen Mammeri’s eerste twee romans over de koloniale periode, Opium of stokslagen verhaalt over de onafhankelijkheidsstrijd. De arts Bachir Lazrak woont in de hoofdstad Algiers en leeft met zijn Franse vriendin Claude een comfortabel leven. De dokter wil niets weten van de Onafhankelijkheidsoorlog. Door een samenloop van omstandigheden wordt hij gedwongen Algiers te verlaten en de vuile oorlog ingetrokken. In de bergen van Kabylië gaat hij bij het verzet en strijdt tegen de Fransen. Gedesillusioneerd zegt Bachir Lazrak aan het einde van het boek: ‘Ik zal geen glaswerk meer accepteren voor diamant, valse schijn. De waarheid! Met minder ben ik niet tevreden, de waarheid die je niet voor de gek kan houden en niet aan ketenen kan leggen… geen opium en geen stokslagen.’ Deze woorden zijn voor Mammeri zelf bestemd, want na het schrijven van Opium of stokslagen verlaat hij de literatuur en legt zich toe op de wetenschap. Hij wordt in de academische wereld een autoriteit op het gebied van de Berbertaal en -literatuur.

Tot op de dag van vandaag wordt er naar zijn werk verwezen. In 1957 verlaat hij Algerije omdat de Franse autoriteiten zijn werk als gezagsondermijnend zien. Hij leeft als balling in Marokko, en Tunesië, waar schrijvers als Assia Djebar en Ketab Yacine ook hun toevlucht zochten. Waarschijnlijk legt Mammeri in die periode contact met het Bardo Museum in Tunis, waar hij later als onderzoeker zal werken.

In 1962 wordt Algerije onafhankelijk en keert hij terug naar zijn vaderland. Hij schrijft de eerste toespraak die president Ben Bella bij de Verenigde Naties voorleest. Het is bittere ironie dat Mammeri daarna het werken moeilijk wordt gemaakt, omdat de overheid bij de onafhankelijkheid het Arabisch als officiële taal heeft ingesteld en bang is dat Mammeri’s wetenschappelijk onderzoek een Berberrevolte zou kunnen ontketenen.

Ondanks de tegenwerkingen gaat hij door met zijn werk. In 1969 publiceert hij een dichtbundel van de bohemien en dichter Si Mohand-ou-Mhand. Halverwege de jaren zeventig verschijnt zijn wetenschappelijke hoofdwerk, het Berberwoordenboek, en op 10 april 1980 maakt Mouloud Mammeri zich op om een lezing te geven aan de universiteit van Tizi-Ouzou in Algerije over zijn studie Poèmes Kabyles anciens, een omvangrijk boekwerk met historische gedichten en toelichtingen, verklaringen en een uitgebreid register. In Poèmes Kabyles anciens staat vooral lyrische poëzie, zoals het gedicht waar een heilige wordt bezongen:

Sta mij bij wanneer ze me hullen in het rouwkleed
En ik bij het wisselen van verblijf
Gescheiden word van mijn dierbaren.

Het gezag verbiedt de lezing, en Mammeri wordt de toegang tot de stad ontzegd. Het volk ziet in het verbod het zoveelste bewijs van de onderdrukking van de Berbertaal en -cultuur en gaat massaal de straat op. De machthebbers beantwoorden de protesten met grof geweld. Ook hier is de ironie niet ver weg: tegenwoordig draagt de universiteitvan Tizou-Ouzou de naam van Mouloud Mammeri en in deze universiteitsstad staat sinds de zomer van 2016 een levensgroot bronzen beeld van de schrijver. Sinds die aprildag in 1980 wordt de Berberlente, Tafsut Imazighen, jaarlijks wereldwijd gevierd.

Op Mammeri’s begrafenis in Taourit-Mimoun bewezen meer dan tweehonderdduizend mensen hun laatste eer aan de schrijver.

Na zijn dood wist Tahar Djaout, Mammeri’s literaire erfgenaam, de gapende kloof tussen overheid en volk tekenend te omschrijven: ‘De avond waarop jouw dood plots op de televisie werd bekendgemaakt, moest ik helaas opmerken – ondanks mijn onbeschrijfelijke kwelling – dat het de tweede keer was dat jouw naam werd genoemd: de eerste keer was om jou te beschimpen, in 1980, er werd een schaamteloze lastercampagne tegen jouw persoon gevoerd, en nu, deze keer, negen jaar later, om ons te vertellen van jouw overlijden. De staatstelevisie kon ons geen filmfragment van jou tonen. Ze hadden je nooit gefilmd, je nooit laten spreken.’

Het is 25 februari 1989, elf uur ’s avonds. Mouloud Mammeri heeft flink doorgereden. De jaren negentig stonden voor de deur en de volgende oorlog hing in de lucht, de Algerijnse Burgeroorlog, tussen de overheid en islamitische groeperingen. De schrijver Kateb Yacine zag de dreiging aankomen. Hij zei in maart 1988 tegen een Parijse vriend: ‘Er is een groot kwaad onder ons.’ Enkele maanden later komen er zeshonderd mensen om bij een volksopstand, de eerste tekenen van de Algerijnse Burgeroorlog, die het land drie jaar later alweer in bloedplenging stort en een decennium duurt.

Mammeri is al voorbij het Algerijnse Aïn-Delfa. Misschien zou hij rusten in El-Khemis, de eerstvolgende grote stad, in een hotel, bij vrienden of gewoon op de bestuurdersstoel van zijn auto. Het regent hard. Achter hem rijdt een taxi. Te dichtbij. In een bocht wordt Mammeri verrast door een stilstaande vrachtauto met knipperende lichten. Hij remt. De taxi achter hem reageert te laat en rijdt in op zijn Peugeot. Mammeri verliest de macht over het stuur, raakt van de weg en knalt tegen een boom. Enkele uren later sterft hij in het ziekenhuis.

Toen zijn collega een paar uur daarvoor Da Lmouloud vroeg om voorzichtig te zijn, lachte hij in de hoorn. ‘Kom op, maak je om mij geen zorgen,’ zei hij en voegde daar op schelmse toon aan toe, ‘je weet dat ik onsterfelijk ben.’

Op driekwart van Het verlaten land ontdekt de lezer dat hij Mokranes dagboek heeft gelezen. Wanneer Mokrane alleen en op verschrikkelijke wijze sterft, gaat het verhaal daarna verder, net als bij Mouloud Mammeri: het fatale auto-ongeluk heeft zijn academische en literaire werk niet in de lade gelegd. De tijd heeft de betekenis ervan alleen maar doen toenemen. De sleutel naar die bereikte eeuwigheid is zijn debuutroman; al het belangrijke werk van Mammeri ligt vervat in Het verlaten land en vele academici en schrijvers zijn aan hem schatplichtig: Da Lmouloud, de onsterfelijke grote broer.

Het verlaten land van Mouloud Mammeri verschijnt bij Uitgeverij Jurgen Maas in de Berberbibliotheekserie op 03 december 2016. De vertaling is van Hester Tollenaar, en het nawoord van Asis Aynan.

Duizenden Joodse Imazighen naar Israël

Aan het einde van de vijftiende eeuw, werden de Joden gedwongen het katholieke Spanje te verlaten. Een grote groep vestigde zich toen in Marokko. De sultan gaf de Joodse gemeenschap speciale bescherming waardoor zij in alle rust en openheid kon leven.




Opmerkelijk is dat de Joodse gemeenschap in Marokko tijdens de Tweede Wereldoorlog sterk groeide. In 1940 bezette Duitsland Frankrijk. Het Duitse regime voerde eind 1940 de rassenwetten in (Vichy-bewind) die ook van kracht werden in Franse rijksdelen (waar Marokko ook onder viel). Alle Joden in deze gebieden werden gedeporteerd naar concentratiekampen. De sultan van Marokko, Mohammed V, zorgde echter ervoor dat Joodse Imazighen niet werden afgevoerd naar vernietigingskampen in Oost-Europa.

AmazighTimes

In 1948 slonk de Joodse gemeenschap in Marokko drastisch. Joodse Imazighen migreerden massaal naar Israël. Volgens officiële regeringsdocumenten migreerden tussen 1948 en 2012 bijna driehonderd duizend Joden. Tussen 1961 en 1971 waren dat er 130.507. Van de 300.000 Joodse Imazighen wonen nog maar 2000 permanent in Marokko.

Hoewel zij dachten te migreren naar het ‘Beloofde Land’, werden zij daar als tweederangsburgers beschouwd door de Europese Joden. Zij werden namelijk sterk geassocieerd met Imazighen die als minderwaardig worden gezien. Desondanks is de Joodse Imazighen identiteit in Israël geaccepteerd. Joodse Imazighen vormen een van de grootste etnische groepen daar. Zij zijn als potentiële kiezers interessant voor politici. Veel prominente hebben een Amazigh achtergrond zoals David Levy (voormalig minister van Buitenlandse Zaken) en Amir Peretz (voormalig minister van defensie).

amazightimes

Tot op heden koesteren de uit Marokko geëmigreerde Joden echter nog altijd een grote liefde voor het koninkrijk. Ze bezoeken regelmatig Marokko om de sterfdag van hun heiligen te herdenken. Marokko telt honderden bedevaartplaatsen voor Joden, 36 synagogen en een aantal heiligdommen in verschillende steden.

De voormalige Marokkaanse koning Hassan II heeft in 1976 benadrukt dat Joodse Imazighen als eigen onderdanen zullen worden beschouwd. De Marokkaanse nationaliteit komt niet te vervallen en zij kunnen naar Marokko terugkeren wanneer zij dat willen.

Marokkanen komen met nieuws over Ajacied Ziyech

Hakim Ziyech heeft zich binnen zeer korte tijd opgewerkt tot misschien wel de allerbelangrijkste speler van Eredivisie-topclub Ajax. Bij het nationale elftal van Marokko is dat nog wel een ander verhaal en onlangs verschenen er berichten over een klein relletje tussen Ajax, Marokko en de speler in kwestie. De kou lijkt nu echter uit de lucht te zijn.




De website Lions de l’Atlas weet te melden dat de Amsterdamse Eredivisie-topclub op maandag heeft gezorgd voor verlossing door de Marokkaanse bond te voorzien van de medische papieren waar men om had gevraagd. Naar verluidt dreigde Marokko contact op te nemen met de FIFA en heeft dat gezorgd voor een stroomversnelling.

Ziyech raakte licht geblesseerd in het duel van Ajax in het AFAS Stadion tegen AZ en liet verstek gaan wat betreft de interland van Marokko tegen Ivoorkust. In zijn vaderland vermoedde men echter dat de spelmaker een blessure veinsde omdat de bondscoach van Marokko, Hervé Renard, de Ajacied veelvuldig op de bank zet en hij dus in ieder geval geen dragende speler is in internationale wedstrijden. Uit de papieren van Ajax blijkt echter dat Ziyech daadwerkelijk te kampen heeft met een kniekwetsuur.

Vechten tegen de corruptie in Marokko: “Ik wil gerechtigheid”

Tekst & foto’s ©Laila Benallal

Beurtelings schrijven Maarten Boudry, Laïla Ben Allal, Rogier De Langhe en Jogchum Vrielink, vier jonge denkers, een essay voor de De Morgen-weekendbijlage ‘Zeno’. Onder de noemer ‘Het kernkabinet’ confronteren ze u elke week met hun originele, eigenzinnige opvattingen.




Vandaag is het de beurt aan Laïla Ben Allal. Zij ging in Marokko de familie opzoeken van Mouhcine Fikri, de visverkoper die werd geplet in een vuilniswagen. “De corruptie moet aangepakt worden. Er zijn nog zoveel méér Mouhcines die elk moment vermorzeld kunnen worden”, zeggen zij. Hieronder leest u een fragment. Lees het volledige stuk nu al in de pluszone, of dit weekend in de weekendbijlage Zeno.

In de nacht van 28 oktober 2016 loopt het conflict gruwelijk uit de hand, wanneer Mouhcine wordt verpletterd door de persmechanismen van een vuilniswagen, pal voor de rechtbank van Al Hoceima. Hij werd 31 jaar.

Zijn broer Aimad vertelt wat er gebeurde. “Het is vier uur in de namiddag, er is geen politie aanwezig wanneer de schepen van de grote vissersbazen de illegaal gevangen zwaardvis aan land brengen. Niemand kijkt toe wanneer de vis wordt overgeladen in Mouhcines wagen, maar twee kilometer verderop, vlak buiten de haven, wordt hij aangehouden.

In tegenstelling tot de geruchten zit Mouhcine niet in de koelwagen wanneer die in beslag wordt genomen door de politie. Op het politiecommissariaat krijgen hij en zijn kompaan te horen dat de goederen worden geconfisqueerd bij gebrek aan een vergunning.

Mouhcine doet er alles aan om de vernietiging van de vis tegen te gaan. De politie gaat niet akkoord, de dierenarts maakt een vervalst attest op en verklaart dat de vis bedorven is. Het is 22 uur wanneer een groep van twintig mannen verzamelt aan de rechtbank, even voorbij het politiebureau. Een vuilniswagen staat geparkeerd aan de voorkant van het gebouw. De politie wil de vis laten vernietigen, maar Mouhcine probeert opnieuw te onderhandelen: “Stop me in de gevangenis, laat me een boete betalen, maar verniel geen voedsel. Er lijden mensen honger in dit land, schenk de vis aan de armen.”

De menigte verzamelt zich rond de vuilniswagen, Mouhcine en twee vrienden gaan uit protest op het achterstel van de truck staan. “De politie heeft nooit vis in de vuilniswagen gegooid, in tegenstelling tot wat verschillende media beweerden”, benadrukt Aimad. “Het mechanisme werd pas in werking gezet toen manifestanten de politieagenten ‘Vermorzel zijn moeder!’ hoorden zeggen. Mouhcines vrienden konden van de wagen springen maar hijzelf gleed uit, kwam tussen de pletwalsen terecht en overleed ter plaatse.”

“Mijn zoon is niet bezweken aan een ziekte, is geen natuurlijke dood gestorven, maar is om het leven gekomen in een vuilniswagen”, zegt Ali, Mouhcines vader. “Kan het er wreder aan toe gaan in dit land? Dit is het toppunt van vernedering. Ik wil gerechtigheid, dat de beschuldigden gearresteerd werden is niet voldoende. Ik eis een eerlijk en transparant onderzoek. Zoiets mag nooit meer gebeuren. De corruptie moet aangepakt worden en er moet hard worden opgetreden tegen machtsmisbruik door overheidsfunctionarissen. Er zijn nog zo veel Mouhcines in dit land die op elk moment vermorzeld kunnen worden.”

demorgen.be

Laïla Ben Allal. ©Joris Casaer

Laïla Ben Allal. ©Joris Casaer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Welkom in Marokko, hier worden mensen letterlijk verpletterd

Geschreven door Jean Duval

Foto: Achraf Bellali

Tienduizenden woedende Marokkanen gingen vorig weekend en de hele week erna de straat op nadat een visverkoper in Al-Hoceima geplet werd in een vuilniswagen. Hij probeerde zijn vis die door de lokale politie in beslag was genomen te recupereren. Volgens getuigen van het incident activeerde de politie opzettelijk het compressiegedeelte van de vuilniswagen toen Mouhcine Fikri erin sprong.




Op sociale media werden foto’s van het verpletterde lichaam geplaatst, ze ontlokten razernij en verontwaardigde reacties. Twee Arabische hashtags #طحن_مو ( “Vermaal hem”) en # كلنا_محسن_ففكري (“We zijn allemaal Mouhcine Fikri”) circuleren op het internet. De woede is terug te voeren tot de ‘Hogra’, dat is een Arabische term die verwijst naar het gevoel dat ontstaat bij misbruik en onrechtvaardigheid door de staat. Dit is een krachtig gevoel dat aansluit bij de dagelijkse ervaringen van vele gewone mensen. Het is de beleefde realiteit van minachting, uitbuiting en onderdrukking door de bazen, de landheer, de lokale en regionale ambtenaren, de hoofdonderwijzers, de religieuze leiders, politie, politici en de vazallen van de koning. De onderdrukking van het regime zelf, met andere woorden. Het gevoel wordt ook nog versterkt door een hoge werkloosheidsgraad, lage lonen en hoge prijzen voor levensmiddelen. Veel mensen identificeren zich met het lot van de visverkoper. Een betoger verwoorde het zo: “Iedereen hier voelt zich vermalen door de vuilniswagen”. De vuilniswagen is een metafoor geworden voor het onderdrukkende en uitbuitende systeem. Eén van de slogans op een betoging was: “Mohcine is vermoord, Makhzen is de schuldige”. Makhzen is het woord dat men gebruikt voor de koninklijke staatsinstellingen, de absolute monarchie die de Marokkaanse maatschappij controleert. De mensen begrijpen dat het gedrag van de lokale politieagenten het gevolg is van de aard van het staatsapparaat en het economische systeem.

Social media activisten en de demonstranten geloven het officiële verhaal dat Mouhcine Fikri zelfmoord zou gepleegd hebben of dat het een ongeluk was, niet. Ze zijn ervan overtuigd dat hij opzettelijk gedood is door politie en eisen dat de daders gestraft worden. Uiteraard worden deze beschuldigingen door de politie ontkend.

Er waren massa betogingen, niet enkel in de Noordelijke stad Al-Hoceima, maar ook in Casablanca, Rabat en vele andere plaatsen. Ze ontstonden meestal spontaan, maar de activisten van de oude 20F beweging hebben ze mee georganiseerd. De demonstraties zijn waarschijnlijk de grootste in het koninkrijk sinds de golf van protesten die volgde op de Arabische Lente in 2011. In de Noordelijke regio van het Rif hebben de betogingen het karakter van een opstand en is er een algemene staking afgekondigd. Dit gebied was in het verleden altijd een broeihaard van revolte. De Rif-oorlog in de vroege jaren ’20 die geleid werd door de legendarische Abdel Krim tegen de koloniale overheersing van Spanje en Frankrijk was de eerste massa opstand tegen het imperialisme in de geschiedenis. Restanten van deze geest van revolte zijn nog steeds aanwezig. De overwinning tegen de onderdrukking van de Marokkaanse staat kan echter enkel behaald worden door een gezamenlijke strijd met de rest van de arbeidersklasse en de jongeren in het land. Separatisme zoals wordt bepleit door bepaalde politieke krachten in de Rif zal enkel de revolutionaire beweging tegen het regime verzwakken.

De dood van Mohcine Fikri en de massale verontwaardiging die in heel Marokko erdoor ontstond doet denken aan de arme marktverkoper Mohamed Bouazizi in Tunesië die zichzelf in brand stak in december 2010. Deze tragische gebeurtenis werd de vonk voor de Arabische revolutie. Het is ook niet het eerste ‘incident’ in Marokko dit jaar. Tientallen die slachtoffer waren van brutaliteiten en vernederingen van de autoriteiten hebben zelfmoord gepleegd voor officiële gebouwen of op openbare marktplaatsen. De golf van massaprotest komt niet als een verrassing. Alle noodzakelijke sociale en politieke ingrediënten waren al aanwezig, wachtend op een ‘incident’, een vonk om te ontvlammen. Sinds het begin van de Arabische revolutie is de situatie er nergens in het Midden-Oosten beter op geworden. In het afgelopen jaar waren er twee keer massale rellen in Tunesië, als reactie op het brutale besparingsbeleid. Egypte balanceert op de rand van een nieuwe sociale explosie terwijl het land dieper en dieper in een spiraal van recessie, aanvallen op de levensstandaard en toenemende repressie valt. De dagen van de nieuwe farao, Abdul Fatah al-Sisi zijn geteld. Om de nieuwe beweging te doen slagen kan deze zich niet beperken tot de vervanging van één president of koning door een andere. Hun doel moet het vernietigen van het oude staatsapparaat en het kapitalistische systeem zijn om het te vervangen door een democratische arbeidersstaat met een geplande economie.

De autoriteiten leven in angst voor een herhaling van de heftige gebeurtenissen tijdens de Arabische revolutie. Het Marokkaanse regime hield stand tegen de storm van de revolutie dankzij een combinatie van materiële toegevingen, cosmetische hervormingen en de corruptie van de leiders van de vakbond en de protestbeweging. Dit gaf een impressie van stabiliteit onder de ‘wijze en progressieve leiding’ van de koning. Het voedde het idee van de ‘Marokkaanse uitzondering’ in het Midden-Oosten. Ze dachten dat ze de massa’s getemd hadden. De Marokkaanse marxisten hebben altijd het tegenovergestelde geargumenteerd. Onze analyse is bevestigd geweest door de recente gebeurtenissen, tegen al de gedemoraliseerde perspectieven en doemscenario’s van alle linkse tendensen in het land.

De koning, Mohamed VI, heeft zijn vertegenwoordiger naar de familie van het slachtoffer gestuurd en heeft zijn medeleven betuigd. Hij heeft ook een onderzoek beloofd. Het ministerie van binnenlandse zaken en van justitie deden hetzelfde. Dit is niet de eerste keer dat de autoriteiten ‘een grondig en transparant onderzoek’ beloven. Ze leiden echter nooit tot iets. De staat is bedrieglijk. Alle officiële instanties proberen wanhopig de schijn hoog te houden door hun medeleven te betuigen. De bedoeling is om zichzelf te beschermen tegen diepgaandere ondervragingen. Indien nodig zal het regime enkele politiemensen opofferen om de woedende massa te kalmeren. Het regime zal trachten te leunen op de leiders van de gediscrediteerde partijen, maar ook op de reformistische linkse leiders en de Islamieten van Al Adl Wal Ihssane om de beweging te laten doodbloeden. Maar fundamenteel zal er niets veranderen. Het zal enkel de roep voor een echte revolutionaire partij versterken. Een revolutionaire partij die in staat zal zijn om de massa’s te helpen een socialistische revolutie te voeren. De enige revolutie die de noden van de mensen zal kunnen oplossen. Een nieuwe fase in de Marokkaanse revolutie is aangebroken. De Marokkaanse massa’s zullen terug aanknopen bij de evenementen van 2011 waar ze het einde van het regime eisten.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Vonk

Je vis of je leven

Rachid Benhamou

Er is een man doodgegaan. Een vader, een hardwerkende man die zijn hele leven niet heeft kunnen genieten. Alleen maar moeten overleven. En een paar dagen geleden deed hij niets anders dán overleven. En dat heeft hij moeten bekopen met een verschrikkelijke dood.




Mohsin Fikri verkocht afgelopen vrijdag, zoals vele anderen, zijn vis op straat in het Noord Marokkaanse havenstadje Al Hoceima. Een politieagent pakte zijn handel af en in, de inmiddels gebelde vuilniswagen, gooide. Mohsin sprong in de vuilniswagen om zijn broodwinning van die dag eruit te vissen.

Twee omstanders, die dit onrecht niet aan konden zien, deden hetzelfde. Volgens getuigen gaf op dat moment de agent opdracht aan de vuilniswagenchauffeur om de pers in de wagen, die toen nog uitstond, te activeren. Met de volgende woorden: “Vermaal hem!” Mohsin werd geplet en de twee omstanders konden nog net uit de vuilniswagen stappen voordat ook zij hetzelfde lot ondergingen.

Een mensenleven vermalen. En waarom? Omdat Mohsin weigerde 500 Dirham (50 Euro) aan smeergeld te betalen aan oom agent. Sindsdien is het onrustig in Marokko. Duizenden mensen gaan al dagenlang in verschillende steden de straat op omdat ze boos zijn. Ze zijn boos op de lokale overheid, die verantwoordelijk is voor de dood van een burger. Een burger die door diezelfde overheid beschermd dient te worden.

Ook vandaag worden in verschillende steden demonstraties verwacht. Op de dag van de begrafenis van de visverkoper, gaan ook berichten rond dat de Marokkaanse regering vele militairen naar het Noorden heeft gestuurd. En Benkirane, de voormalige premier van het land, leider van de grootste partij en winnaar van de verkiezingen van een paar weken geleden, roept op deze trieste dag zijn aanhangers op om vooral niet te gaan protesteren. De minister van Binnenlandse Zaken zei in een verklaring dat hij “bevel heeft gegeven voor een onderzoek naar de omstandigheden rondom de tragische dood van de visverkoper.” Ook de koning heeft aangegeven zich er persoonlijk mee te bemoeien.

Maar waar gaat dit eigenlijk over? Gaat het om een moord, in opdracht van een ambtenaar in functie? En de daarbij horende aanname dat een mensenleven in Marokko niet zoveel voorstelt? Gaat het om corruptie in een land waar men dat gewend is en in het DNA zit? En waarover zelfs de koning in verschillende toespraken aangeeft dat dit op moet houden? Gaat het om de visserij waar velen van moeten leven? En tegelijkertijd met lede ogen aan moeten zien hoe de zee voor de kust van Noord Marokko wordt leeggevist door immense buitenlandse schepen?

Het gaat om iets wat al decennia lang voornamelijk gaande is in het achtergestelde Noord-Marokko; armoede, werkloosheid, slechte gezondheidszorg, marginalisatie en onderdrukking. Ondanks de hervormingen die door de koning zelf zijn doorgevoerd en de vele beloften van de regeringspartij dat het wel goed komt, is en blijft Noord-Marokko een kruitvat, wat op springen staat. En die gedachte; dat er een Noord-Marokkaanse Lente zal ontstaan, doet velen sidderen. Dat merk je ook bij sommige Nederlandse Marokkanen. Die roepen anderen op social media zelfs op om zich niet te laten verleiden tot protesten of demonstraties in Nederland. Want: “Marokko is het enige land waar geen chaos heerst. Marokko is geen Syrië of Libië, en als men tweedracht gaat zaaien, gaan we die kant op. Wees blij dat het zo goed gaat in Marokko. Kijk maar naar alle hervormingen.”

Men bedoelt met hervormingen: hier een weg, daar een parkje. Hier een strandboulevard en daar een brug. En nu je mond houden, want Marokko gaat de goede kant op. En het ergste is dat men zelfs anderen bang maakt met het idee “dat IS aan de poorten van het land staat, klaar om binnen te vallen.” Maar weldenkende mensen weten dat dat deze vlieger niet opgaat. Dat het Westen nooit zal toelaten dat de Poort van Europa een tweede Syrië, Libië of Irak wordt. Of in handen zal vallen van IS.

Ik hoop dat de protesten vandaag en de komende dagen niet uitmonden in een bloedbad. En dat Mohsin een waardige begrafenis krijgt. En wat betreft demonstraties in Nederland; die gaan er hoe dan ook komen. Want men is het zat. Spuugzat.