Informatie en hulp in tijden van coronacrisis Tarifit

Informatie en hulp in tijden van coronacrisis Tarifit

• Hoe weet ik of het heb en/of besmet ben?

• Wat moet je doen om besmetting te voorkomen?

• Wanneer komt er een vaccinatie tegen het coronavirus?

• Kan iemand die het virus heeft gehad, nog een ander besmetten?

• Hoe snel kun je genezen na een besmetting? 

• Wat zijn de kwetsbare groepen?

• Biedt een mondkapje veiligheid?

De Corona Hulplijn van het SMN is op werkdagen beschikbaar van 13.00 tot 16.00 op het landelijk bereikbare telefoonnummer 030-3050100.

ⴽⵓⵔⵓⵏⴰ ⴷ ⴰⴷⵡⴰⵙ

ⵍⴼⵉⵔⵓⵙ ⵏ ⴽⵓⵔⵓⵏⴰ ⴷ ⵉⵊ ⵏ ⵍⴼⵉⵔⵓⵙ ⵉⵜⴰⵡⵉⴷ ⵔⴻⵀⵔⴰⵛ ⵓⵎⵉ ⵇⵇⴰ ‘COVID-19’. ⵕⴻⵀⵔⴰⵛⴰ ⵉⵜⴻⴳ ⵜⵉⵎⴻⵙⵙⵉ ⵜⴰⵚⴻⵎⵎⴰⵜ ⵓ ⵉⵙⵎⴰⵔⴰⵜ ⴷⵉ ⵜⴰⵎⵡⴰⵔⵉⵏ ⵏ ⵏⵏⴻⴼⵙ. ⵕⴻⵀⵔⴰⵛⴰ ⵉⵜⵛⴻⴽⴽⴰⵍ ⵍⵅⴰⵟⴰⵔ ⵉⵎⵖⴰⵔ ⵅ ⵉⵡⴻⵙⵙⵓⵔⴰ ⴷ ⵉⵡⴷⴰⵏ ⵎⵉⴷⵉ ⵉⴵⴰ ⵛⴰ ⵏ ⵔⴻⵀⵔⴰⵛ ⵏⵏⴻⵖⵏⵉ. ⴷⵉ ⵡⵔⴰⵇⴰ ⴰⴽⵓⵎ ⵏⵛⴰⵔⴻⵃ ⵎⴰⵏⴰ ⴽⵜⴰⵔ ⵅ ⵔⴻⵀⵔⴰⵛⴰ.

Kuruna d adwas
Lfirus n Kuruna d ij n lfirus itawid rehrac umi qqa ‘COVID-19’. Rehraca iteg Timessi tasemmat u ismarat di tamwarin n nnefs. Rehraca itcekkal lxatar imghar x iwessura d iwdan midi idja ca n rehrac nneghni. Di wraqa akum ncareh mana ktar x rehraca.

ⴽⵓⵔⵓⵏⴰ ⴷ ⵍⵎⴻⵔⵔⵓⴽ

ⵜⴰⵎⵎⵓⵔⵜ ⵏ ⵍⵎⴻⵔⵔⵓⴽ ⵜⴻⵇⵇⴻⵏ 15 ⵣⵉ ⵎⴰⵔⵙ ⵉⴳ ⵄⴷⴰⵏ ⴰⵊⴻⵏⵏⴰ ⵏⵏⴻⵙ ⵃⵎⴰ ⴰⵜⴻⵙⴱⴻⴷ ⵍⴼⵉⵔⵓⵙ ⵏ ⴽⵓⵔⵓⵏⴰ. ⵔⴰ ⴷⵉ ⵜⵎⵓⵔⵜ ⵉⴱⴻⵍⵍⴻⵄ ⵍⵎⴻⵔⵔⵓⴽ ⵉⵢⵎⴰⵔⴻⵏ ⵏⵏⴻⵙ. ⵡⴰⵔ ⵉⵣⴻⵎⵎⴰⵔ ⵃⴻⴷ ⴰⴷ ⵢⴰⵔⴷⴻⴼ ⵜⴰⵎⵎⵓⵔⵜ ⵔⴰ ⵣⵉ ⵔⴱⴰⵔ ⵡⴰⵔⴰ ⵣⵉ ⵉⵍⵍ/ⵔⴻⴱⵃⴰⵔ. ⵓⵔⴰ ⵣⵉ ⵜⵉⵖⴻⵔⵎⴰ ⵏⵉⵖ ⵜⵉⵏⴻⴷⴷⴰⵎ ⵎⵔⵉⵞ ⴷ ⵙⴻⴱⵜⴰ ⵡⴰⵔ ⵜⵣⴻⵎⵎⴰⴷ ⴰⵜⴰⴷⴼⴻⴷ. ⴷⵉ ⵔⴰⵇⵇⴰ ⴰⵏⴻⵙⵙⴰⵔⵙ ⵣⵉ ⵙⵙⴰ ⵜⵙⴰⵡⴻⵏⵜ ⵎⴰⵔⵔⴰ ⵎⵉⵏ ⵉⵜⴱⴻⴷⴷⴰⵔⴻⵏ ⴷⵓ ⵎⴰⵏⴰⵡⵢⴰ.

Tammurt n Lmerruk teqqen 15 mars ig 3dan ajenna nnes hma atesbed lfirus n Kuruna. Ura di tmurt ibelle3 Lmerruk iymaren nnes. War izemmar hed ad yardef tammurt ra zi rbar wara zi ill/rebhar. Ura zi tigherma nigh tineddam Mritc d Sebta war tzemmad atadfed. Di raqqa anessars zi ssa tsawent marra min itbeddaren di manawya.

ⴽⵓⵔⵓⵏⴰ ⴷ ⵜⵓⵎⴻⵙⵔⴻⵏⵜ

ⵅⵎⵉⵏ ⵉⵜⴰⴼ ⴱⵏⴰⴷⴻⵎ ⵣⵉⵢⵢⴰⵔ ⵉⵜⴰⵡⵉⴷ ⵓⵜⴰⵔⴰⵙ ⵊⵊⴻⵀⴷ ⵏⵏⴻⵙ ⵣⵉ ⴷⴷⵉⵏ ⵏⵏⴻⵙ. ⵓⵔⴰ ⴷⵉ ⵣⵎⴰⵏ ⵏ ⴽⵓⵔⵓⵏⴰ ⴰⵎⴻⵏⵏⵉ. ⵎⴰⵛⴰ ⴷⵉⵏ ⴰⵟⵟⴰⵙ ⵉⵙⴻⵇⵙⴰⵏ ⵉⵢⴻⵇⵏⴻⵏ ⵖⴰⵔ ⵎⴰⵏⴰⵡⵢⴰ. ⴷⵉ ⵔⴰⵇⵇⴰ ⴰⵏⴻⵙⵙⴰⵔⵙ ⵣⵉ ⵙⵙⴰ ⵜⵙⴰⵡⴻⵏⵜ ⵎⴰⵔⵔⴰ ⵎⵉⵏ ⵉⵇⵏⴻⵏ ⵖⴰⵔ ⴷⴷⵉⵏ.

Kuruna d tumesrent
Xmin itaf bnadem ziyyar itawid utaras jjehd nnes zi ddin nnes. Ura di zman n Kuruna amenni. Maca din attas iseqsasen iyeqnen ghar manawya. Di raqqa anessars zi ssa tsawent marra min iqnen ghar ddin.

ⵜⵉⵅⴻⵚⵓⵔⴰ ⴷ ⵔⵅⴻⴷⵎⴻⵜ

ⵉⵣⴻⵔⴼⴰⵏ ⵉⴷ ⵢⴻⴼⵖⴻⵏ ⴷⵉⵎⴰⵢⵏⵓⵜⴻⵏ ⵅ ⵍⴼⵉⵔⵓⵙ ⵏ ⴽⵓⵔⵓⵏⴰ ⵡⵡⵉⵏⴷ ⵜⵉⵅⴻⵙⵙⵓⵔⴰ ⵎⵖⴰⵔⴻⵏⵜ. Iⵢⴻⵔⵎⴰⵙⴻⵏ ⴷ ⵢⴻⵏ ⵉⵅⴻⴷⴻⵎⵏ ⵖⴰⵔ ⵉⵅⴼ ⵏⵙⴻⵏ ⵉⵏⴻⵇⵙⴰⵙⴻⵏ ⴰⵔⴱⴻⵃ. ⵢⵉⵏⴰ ⵜⵙⴻⵇⵙⴰⵏ ⵅⴻⵣⵣⴰⵏ ⵎⴰⵎⵎⴻⵛ ⵖⴰ ⴼⴻⴽⴽⴻⵏ ⵎⴰⵏⴰⵡⵢⴰ ⵎⵉⴷⵉ ⴵⴰⵏ. ⴷⵉ ⵔⴰⵇⵇⴰ ⴰⵜⴰⴼⴻⵎ ⵉⵣⴻⵔⴼⴰⵏ ⵉⵢⴻⵇⵏⴻⵏ ⵖⴰⵔ ⵔⵅⴻⴷⵎⴻⵜ ⴷ ⴽⵓⵔⵓⵏⴰ. ⵃⵎⴰ ⴰⵜⴻⵙⵏⴻⴷ ⵎⴰⵏⴰ ⴽⵜⴰⵔ ⵅⵣⴰⵔ ⴷⵉ ⵔⴰⵇ ⵏ ⴽⵓⵔⵓⵏⴰ ⵖⴰⵔ ‘KVK’.

Tixessura d rxedmet
Izerfan id yefghen dimaynuten x lfirus n Kuruna wwind tixessura mgharent. Iyermasen d yen ixedemn ghar ixf nsen inesasen arbeh. Yina tseqsan xezzan mammec gha fekken manawya midi djan. Di raqqa atafem izerfan iyeqnen ghar rxedmet d Kuruna. Hma atesned mana ktar xzar di raq n Kuruna ghar KVK.

ⵜⵉⵅⴻⵚⵓⵔⴰ ⴷ ⵉⵎⴰⵡⴰⵚⴻⵏ

ⵜⵉⴼⴻⵇⵇⴻⵃⵜ ⵏ ⴽⵓⵔⵓⵏⴰ ⵜⵓⵛⴰⵙ ⵜⵉⵛⵜⵉ ⵉ ⵔⴻⵎⵄⴰⵡⵏⴻⵜ ⵛⴰ ⵖⴰⵔⵙⴻⵏ ⵖⴰⵔ ⵢⴻⵡⴷⴰⵏ ⵡⴰⵔ ⵉⵣⴻⵎⵎⴰⵏ ⵛⴰ. ⵔⴻⵎⵄⴰⵡⵏⴻⵜ ⵛⴰ ⵖⴰⵔⵙⴻⵏ ⵖⴰⵔ ⵉⵡⴷⴰⵏⴰ ⵡⴰⵔ ⵜⴻⵇⵇⵉⵎ ⵎⵉⵏⵣⵉ ⵢⴻⵏⵇⴻⵙ ⵓⵎⵙⴰⴳⴰⵔ ⵊⴰⵔ ⵉⵡⴷⴰⵏ. ⴱⵔⴰ ⴰⵏⴻⵡⵊⵉⵡ ⵖⴰⵔ ⴰⵢⴰⵡⵢⴰ ⴷ ⵓⵎⵙⴰⵡⴰⴷ ⴰⴳ ⴰⵢⴰⵡⵢⴰ ⵢⵓⵄⴰⵔ ⵔⵃⴰⵔ ⴰⵜ ⵄⴰⵡⵏⴻⴷ ⵉⵡⴷⴰⵏⴰ. ⵎⵉⵏ ⵏⵣⴻⵎⵎⴰⵔ ⴰⵏⴻⴳ ⵉ ⵡⴰⵢⴰⵡⵢⴰ ⴰⵜⴰⴼⴻⴷ ⴷⵉ ⵔⴰⵇⵇⴰ.

Tixessura d imawasen
Tifeqqeht n Kuruna tucas ticti i rem3awnet ca gharsen gha yewdan war izemman ca. Rem3awnet ca gharsen ghar iwdana war teqqim minzi yenqes umsagar jar iwdan. Bra anewjiw ghar ayawya d umsawad ag ayawya yu3ar rhar at 3awned iwdana. Min nzemmar aneg i wayawya atafed di raqqa.

ⵜⵡⵉⵣⴰ ⴰⴳ ⴰⵢⴰⵡⵢⴰ

ⵉⵣⴻⵔⴼⴰⵏ ⵉⴷ ⵢⴻⴼⵖⴻⵏ ⴷ ⵉⵎⴰⵢⵏⵓⵜⴻⵏ ⵔⴻⵇⴼⴻⵏ ⴰⵟⵟⴰⵚ ⵏ ⵏⵉⵡⴷⴰⵏ ⵉⵡⴰⵔ ⵉⵣⴻⵎⵎⴰⵔⴻⵏ ⵛⴰ. ⵣⵣⴰⵢⵙⴻⵏ ⴰⵟⵟⴰⵚ ⵏ ⵉⵡⴻⵙⵙⵓⵔⴰ ⵉⵎⴰⵔⴰⴽ. ⵎⴰⵛⴰ ⵡⴰⵔ ⵏⵜⴻⵜⵜⵓ ⵛⴰ ⵉⵡⴷⴰⵏ ⵉⴷⴷⴰⵔⴻⵏ ⴷⵉ ⵣⵔⴻⴷ ⴷ ⵉⵎⴰⵔⵡⴰⵚⴻⵏ, ⵉⵡⴷⴰⵏ ⵉⵀⴻⵔⵛⴻⵏ ⴷⵉ ⵉⵎⴰⵏ ⵏⵙⴻⵏ, ⵜⵉⵡⴰⵛⵓⵏⵉⵏ ⵎⵉⵅⴻⴼ ⵉⵜⵡⴰⴱⴻⵍⵍⴻⵄ ⵓⵛⴰ ⵎⵙⴻⵔⵇⴰⵏ ⴰⴳ ⴰⵄⵎⵓⴷ ⴷⵉ ⵜⵓⴷⵔⵉⵏ ⵏⵙⴻⵏ. ⵎⴰⵛⴰ ⵡⴰⵔ ⵏ ⵇⴻⵜⵜⴻⵄ ⴱⵓ ⵔⴰⵢⴰⵙ, ⵄⴰⴷ ⴵⴰⵏ ⵉⵡⴷⴰⵏ ⵜⵄⴰⵡⴰⵏⴻⵏ ⵎⵉⵏ ⵓⵎⵉ ⵣⴻⵎⵎⴰⵔⴻⵏ. ⵎⴰⵔⴰ ⵜⴻⵅⵙⴻⴷ ⵔⴰ ⵛⵛⴻⴽ/ⵛⴻⵎ ⴰⵜⵄⴰⵡⵏⴻⴷ ⴰⵇⴰ ⴷⵡⴰ ⵔⴰⵇ ⵎⴰⵏⵉ ⵖⴰⵔ ⵜⴰⵣⵓⴷ.

Twiza ag ayawya
Izerfan id yefghen d imaynuten reqfen attas n iwdan iwar izemmaren ca. Zzaysen attas n iwessura imarak. Maca war ntettu ca iwdan iddaren di zred d imarwasen, iwdan ihercen di iman nsen, tiwacunin mixef itwabelle3 uca mserqan ag a3mud di tudrin nsen. Maca war n qette3 bu rayas, 3ad djan iwdan t3awanen min umi zemmaren. Mara texsed ra ccek/cem at3awned aqa dwa raq mani ghar tazud.

ⵙⵉⵡⴻⵔ ⴰⴳ ⵉⵡⴷⴰⵏ ⵏ ‘ⵙⵎⵏ

ⴰⵟⵟⴰⵚ ⵏ ⵉⵡⴷⴰⵏ ⵣⵉ ⵡⴰⵢⴷⵓⴷ ⵏⵏⴻⵖ ⵜⵔⴻⵇⴼⵉⵜⴻⵏ ⵜⵉⴼⴻⵇⵇⴻⵀⵜ ⵏ ⵅⵓⵔⵓⵏⴰ. ⵡⵡⵉⵏⴷ ⵣⵣⴰⵢⴻⵙ ⵜⴰⵅⴻⵚⵚⴰⵔⵜ. ⵉⵎⵎⴰ ⵎⵉⵏⵣⵉ ⴰⵄⴰⵔⵡⴻⵏ ⵣⵖⴰⵔ ⴱⴰⵔⴰ ⵡⴰⵔ ⵢⴻⵇⵇⵉⵎ ⵏⵉⵖ ⵜⴰⵔⵡⴰ ⵏⵉⵖ ⴷ ⴰⵢⵢⴰⵡⴻⵏ ⵏⵙⴻⵏ ⵡⴰⵔ ⵇⵇⵉⵎⴻⵏ ⵜⴰⵙⴻⵏⴷ ⵖⴰⵔⵙⴻⵏ. ⵜⴰⵣⵣⵓⴷ ⵍⵎⵓⵄⴰⵡⴰⵏⴰ ⴷⵉ ⵛⴰ ⵏⵉⵖ ⵜⴰⵣⵣⵓⴷ ⵡⵉⴽⴻⴷ ⵖⴰ ⵜⴻⵙⵙⵉⵡⵔⴻⴷ ⵛⵡⴰⵢ ⵏⵉⵖ ⵜⴰⵣⵣⵓⴷ ⴰⵜⴰⵣⴻⴷ ⵛⵡⴰⵢⵜ ⵏ ⵜⴻⵖⵎⴻⵙⵜ? ⵚⵓⵏⴰⵖⴷ ⵓⵛⴰ ⴰⵏⴻⵙⵙⵉⵡⴻⵔ. ⵏⵏⴻⵎⵔⴰ ⵏ ‘Hulplijn

Siwer ag iwdan n SMN
Attas n iwdan zi waydud nnegh treqfiten tifeqqeht n Kuruna. Wwin zzayes taxessart. Imma minzi a3arwen zghar bara war yeqqim nigh tarwa nigh d ayyawen nsen war qqimen tasend gharsen. Tazzud lmu3awana di ca nigh tazzud atessiwred ag hed nigh atazed cwayt n teghmest? Din attas n rehwayej iyeqnen ghar Kuruna mixef nzemmar anessiwer. Sunaghd uca anessiwer. Nnemra n Hulplijn

wijhelpen.nu

De 20 februari beweging speelt geen rol meer in Marokko

De 20 februari beweging viert Vandaag haar negende verjaardag. Een geschikt moment om terug te kijken en de hedendaagse rol onder de loep te nemen. Toen de protesten in Tunesië en Egypte uitbraken voerde de beweging ook in Marokko de (Arabische lente) in door op te roepen de straten op te gaan. Tienduizenden Marokkanen gaven gehoor aan de oproep en trokken de straten op om vooral te protesteren tegen sociale ongelijkheid, werkloosheid en corruptie.

De Marokkaanse politiek en koning Mohammed leken eieren voor hun geld te kiezen en lieten de Marokkaanse bevolking een nieuwe regering kiezen. Uit de nieuwe resultaten bleek de gematigd islamitische partij PJD immens populair te zijn en het volk leek gekozen te hebben. Er werd een nieuwe grondwet ingevoerd en verschillende wetten werden aangepast om aan de vraag van de Marokkanen te voldoen.

Voor de 20 februari beweging is dit echter niet genoeg en was de nieuwe grondwet een propagandaspeeltje om de Marokkanen stil te krijgen. Verwoede pogingen om weer massaal de straten op te gaan mislukten faliekant. Slechts een handjevol burgers kwamen hierop af..

‘Na de goedkeuring van de grondwet werd er minder over ons gepraat in de media en we hadden een partij die voor het eerst met onze slogans over anti-corruptie en pro-democratie aan de macht kwam.’ Naast de vermindering van aandacht is ook de ‘onderdrukking’ van de autoriteiten een belangrijke factor in de terugtrekking van veel demonstranten. Momenteel zitten er ongeveer zeventig 20 februari leden achter de tralies en de aanklachten tegen hen worden steeds zwaarder.

‘Eerst werden ze gearresteerd voor het deelnemen aan illegale demonstraties. Nu is het ook voor drugshandel en geweld tegen politie en justitie.In oktober 2013 werd een activisten in Al-Hoceima veroordeeld tot 20 jaar cel, iets wat veel Marokkanen te zwaar vonden. De groep hoefde niet meer op steun van premier Abdelilah Benkirane te rekenen toen ze onder zijn bewind nog steeds protesteerden.

Gevraagd naar de zware straf voor de activist reageerde Benkirane als volgt: ‘De rechter doet zijn werk, activisten zijn geen heilige personen. De meeste hervormingen zijn inmiddels doorgevoerd, de 20 februari groep speelt geen rol van betekenis meer. Een enkeling wil weer nieuw leven blazen in de groep,gisteren kwamen honderden mensen de straat op in verschillende steden in Marokko om de 20 februari beweging te herdenken.In Al-Hoceima heeft de De Marokkaanse autoriteiten de demonstranten tegen gehouden.Daar gaan de mensen al meer dan 100 dagen de straat op, na de dramatische dood van Mohsin Fikri, een visverkoper uit de havenstad Al-Hoceima.

Hoe Frankrijk de Noord-Afrikaanse etnische rivaliteit ontwikkelde tot verdere kolonisatie

Om zijn dromen van Noord-Afrikaanse hegemonie te realiseren, hanteerde Frankrijk etnische en culturele diversiteit als een wapen en bewerkte hij sektarische verdeeldheid om zijn koloniale doelen te bereiken.

Voor koloniale strategen was ‘verdeel en heers’ het middel bij uitstek om de zwakke plekken van de slachtoffers te exploiteren. En niets gaf de Fransen meer invloed dan wrijvingen tussen identiteit en etniciteit in Noord-Afrika.

Het experiment-omgezet-beleid begon in Algerije. Frankrijks kolonisatie van het land duurde 132 jaar van 1830 tot 1962 en zag het gebruik van alle middelen en middelen om het Algerijnse volk te onderwerpen. Daarbij verloor Algerije bijna 10 procent van de bevolking met meer dan vijf miljoen doden.

Frankrijk zou een bloedige oorlog van onderwerping voeren met zware wapens, napalm, luchtaanvallen, schokken, marteling en moord. Maar het voerde destijds ook een stillere, meer verraderlijke oorlog tegen de componenten van de Algerijnse identiteit: Amazigh en Arabische etnische groepen.

“Dit leidde tot een woest conflict tussen Arabieren en Amazighs, vooral na onrechtvaardige wetten aangenomen door opeenvolgende regeringen die hun best deden om de Algerijnse nationale identiteit uit te wissen”, zegt Abdulbasit Sharqi tegen TRT World.

Voor Frankrijk waren er twee opties. De gekoloniseerde kon tegen elkaar vechten, en dus niet verenigen tegen hun koloniale overheersers, of opstaan ​​tegen moeder Frankrijk. Met voldoende aangespoorde wrijving ontwikkeld door koloniale machtsstructuren, gingen sommige relaties nooit meer terug naar wat ze waren, wat aanleiding gaf tot moderne sektarische spanningen die weigeren opgelost te worden.

Maar het was niet altijd zo. De Arabieren en Berbers deelden eens een gemeenschappelijke zaak in hun strijd tegen Frankrijk, met talloze verhalen over hun ‘glorieuze heldendaden’ en de laatste keer tegen de verpletterende Franse troepen. De bergachtige regio’s van Kabylie en hun winterharde Berber-bergmensen zouden bijna onmogelijk te veroveren zijn, waardoor een andere aanpak noodzakelijk was.

Dit bood koloniale machten ongecontroleerde hegemonie gevoed door lokale opportunistische figuren, die hun poppen werden. De gefragmenteerde weerstand en een speelplaats van botsende ideologieën lieten de koloniale meesters toe om hun onderwerpen als een viool te spelen.

Volgens een breed scala aan historische en deskundige bronnen zag Noord-Afrika deze techniek onder Frans koloniaal bewind intensief om zijn greep op landen te versterken. Frankrijk werkte actief aan het creëren van onderscheidende ethinc en taalverschillen binnen Maghreb-samenlevingen. Dit werd gedaan met het uitdrukkelijke doel om interne conflicten op gang te brengen en verdeeldheid tussen volkeren van hetzelfde land te zaaien.

Niets diende het koloniale mandaat van Frankrijk meer dan de Arabische-Amazigh-kloof, vooral in Algerije en Marokko. Het was een kloof tussen inheemse Amazigh Berbers en etnische Arabieren die vele eeuwen geleden van het Arabische schiereiland afkomstig waren.

Dit was het resultaat van koude, berekende enquêtes en onderzoek uitgevoerd door koloniale sociologen en wetenschappers. Vroege Franse expeditie missies besteedden veel energie en middelen aan het identificeren van de meest minieme maatschappelijke details in aanvulling op het nauwkeurig in kaart brengen van demografische en geografische grenzen.

Het ultieme doel? Spanningen een reden en medium geven om tot uitdrukking te komen in de vorm van politieke strijd of regelrechte conflicten die de maatschappelijke structuur zouden fragmenteren, en het verminderen van de oppositie tegen kolonisatie.

72019 6042985 29581967149 1581498293100

Frankrijk exploiteerde ethinc en taalkundige diversiteit in Noord-Afrikaanse samenlevingen om verdeeldheid, verdeeldheid en conflicten tussen zonen van hetzelfde land te genereren. (Getty Images)

Identiteitsoorlogen

Abdulbasit Sharqi, de Algerijnse onderzoeker moderne geschiedenis, zegt dat Frankrijk de kwestie Amazigh en Arab hanteerde op welke manier dan ook zijn belangen diende.

“Het gebruikte de Beber-vraag met als doel Kabylie-groepen gevonden in overwegend Amazigh-regio’s naar de koloniale kant te lokken voorafgaand aan de Kabylie-revolutie van 1871. Vervolgens trok het zijn inspanningen terug en richtte het zich op het opbouwen van een tegengestelde Arabische identiteit tegen de revolutionaire Kabylie-inwoners . Het keerde terug naar het project na het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945, nadat Arabische nationalisten in de regio een akkoord bereikten met het Duitse nazi-rijk, “zegt hij.

Charles-Robert Ageron, een Franse historicus geeft in zijn boek ‘Muslim Algerians and France: 1871-1919’ toe dat Frankrijk het begrip ‘Kabylie-legende’ heeft opgevat. De mythe beweerde verschillende kenmerken van uiterlijk en oorsprong in de Amazigh, die naar verluidt afstammen van Europese wortels, terwijl ze benadrukte dat Arabieren en Berbers voorbestemd waren voor onophoudelijke haat. De propagandacampagne die de mythe probeerde te verspreiden ging al in 1863 in volle vaart om het initiatief van de ‘Arabische Republiek’ van Napoleon III tegen te gaan.

Het Franse koloniale bestuur verleende ook Amazigh-regio’s van Algerije gerechtelijke en administratieve autonomie, met name op universiteiten, om kwade wil op te wekken bij Arabieren die de gedeeltelijke autonomie als gevolg van samenwerking met de Fransen ervoeren.

Volgens Sharqi Abdulbaset heeft Frankrijk echter “snel zijn standpunt over de ‘mythe’ van het oorsprongsverhaal omgekeerd, nadat het had vastgesteld dat de Kabylie zich bewust was van het racistische beleid van Frankrijk”.

Hemal Abdelsalam verduidelijkte in zijn boek ‘De koloniale geschiedschrijving van Frankrijk in Algerije: 1830-1962’ dat het idee achter het versplinteren van één natie in meerdere etnische rivalen in Egypte ontstond. Napoleon hanteerde het kritisch tijdens zijn campagne, voordat het werd aangenomen door Franse koloniale leiders in Algerije. Frankrijk nam zijn toevlucht tot het gebruik van deze methode tussen demografische regio’s, vervolgens tussen etnische groepen, en zelfs binnen invloedrijke families.

Wat zit er in een naam?

Dit betekende het afbreken van de grote stammen die als as van verzet tegen de Fransen dienden. Onder het mom van het Franse bestuur waren geregistreerde achternamen noodzakelijk voor alle transacties. In anekdotes herinneren Algerijnen zich hoe ze terug zouden keren van reizen om te ontdekken dat hun eigen broers en zussen gedwongen werden verschillende achternamen bij zich te dragen.

Na de meeste scholen te hebben afgesloten, was op dat moment slechts 10% van de Algerijnen geletterd; waardoor Franse bestuurders beledigende, denigrerende achternamen kunnen geven aan verzettende stamleden die tot op de dag van vandaag bestaan.

Terwijl tribale loyaliteit aanvankelijk weerstand bood aan de veranderingen, verloren opeenvolgende generaties het spoor van familieleden; uiteindelijk zag de fragmentatie van de grootste doornen voor Frans verzet.

72020 6043024 1588107385 1581498353918

Franse koloniale studies gericht op het maken van onderscheid tussen Algerije en Marokko, evenals Arabieren en inheemse Berbers. (Getty Images)

Racistisch beleid in Marokko

Frankrijk koloniseerde Marokko in 1912, na ondertekening van een protectoraatverdrag waarin de Sultan zijn gezag zag toetreden. Na de centrale macht te hebben ingenomen, benaderde Frankrijk dezelfde belangen die het in Algerije had geperfectioneerd.

Dit met het uitdrukkelijke doel om zijn invloed uit te breiden over het geheel van Marokko, met name de Amazigh-regio’s die bekend stonden om hun veerkracht en verzet tegen Frankrijk. Daartoe stelde het generaal Henri in die tegen de Kabylie in Algerije had gevochten en lanceerde een ‘Berber-protectoraatstrategie’ die werd uitgevoerd door Franse soldaten.

De uitvoering van de strategie viel in handen van Franse generaals, volgens de Marokkaanse historicus Hassan Aurid, met behulp van “afdelingen die voornamelijk sociaal meer dan taalkundig waren”. In een interview met TRT World voegde hij eraan toe: “Na de aankomst van Henri in Marokko reisde hij door de regio’s Amazigh en Atlas in Marokko.”

Aurid voegt daaraan toe dat het ‘Berber-beleid’ voor het eerst werd toegepast eind 1914, door speciale administratieve en gerechtelijke zones op te leggen aan Amazigh-regio’s vanwege hun unieke tradities en praktijken die zijn geworteld in normen en niet in de wet. Dit zou leiden tot de verkiezing van Amazigh-vertegenwoordigers en tribale leiders, ondanks een fragiele of ijle loyaliteit aan de Franse centrale autoriteit.

“Deze stap was cruciaal voor het Berberse beleid,” onthult Aurid, verduidelijkend dat generaal Henri destijds de belangrijkste adviseur van de Franse autoriteiten was over Amazigh-aangelegenheden, en de ervaring zou opdoen die hij had opgedaan in de strijd tegen de Kabylie-stammen in Algerije toen hij werd ingezet bij Marokko.

Het Franse beleid van verdeeldheid na de Eerste Wereldoorlog had ook een tweede pijler die afhankelijk was van de ondermijning van regionale leiders met speciale privileges in ruil voor dienst. Aurid merkt op dat deze strategie heeft geleid tot “speciale militaire en administratieve scholen om een ​​nieuwe Berber-elite vorm te geven die Frans en Tamazight sprak, met als uitdrukkelijk doel discriminatie te genereren”.

Alles tegen allen, en niemand voor niemand

“Frankrijk voerde het all-against-all beleid”, zegt Mu’ti Munjib. Maarschalk Hubert Lyautey, die de Franse campagne in Marokko en Indochina leidde, probeerde te beschermen tegen een langdurige uitputtingsoorlog in Marokko en Algerije die Frankrijk droog zou bloeden terwijl het ook in de Eerste Wereldoorlog vocht.

Om dit te bereiken, namen de Franse koloniale autoriteiten alle maatregelen om “conflicten tussen stammen met historische grieven op te wekken, om hun ware vijand af te leiden”, zegt Munjib. “Frankrijk dienstde de zonen van deze stammen in Franse legers om te vechten tegen tribale vijanden, terwijl een aantal regionale leiders in dienst werden genomen om zijn hegemonie op te leggen, waardoor het ademruimte kreeg om zich te concentreren op gevechten in een Wereldoorlog.”

Munjib gelooft dat Franse koloniale planners niet alleen het beleid van ‘verdeel en heers’ hanteerden als het ging om etnische en taalkundige verdeling, maar ook gebruikten op religie. Niet alleen sloten ze alle Madrasa’s  (traditionele religieuze scholen voor leren), maar ze voerden ook de meeste geleerden uit terwijl ze later een pacifistische versie van het soefisme promootten, volledig in strijd met de historische erfenis van de Murabitun; Soefi krijgerspriesters en geleerden die buitenposten en torens bemand bij de verste uithoeken van islamitische gebieden, volledig ondergedompeld in aanbidding bij nacht en strijd bij dag.

Munjib voegt eraan toe: “Ze raakten bevriend met Joodse Algerijnen door hun burgerschap, grondbezit en commerciële privileges te verlenen. Cremieux, minister van justitie in 1878, presenteerde een plan om joden een burgerschap te bieden, terwijl ze tegelijkertijd een beleid van verzoening en assimilatie in Marokko voerden. ”

Na enige tijd, voegt hij eraan toe, kwamen moslims in Noord-Afrika de joden als onbetwistbaar Frans zien.

Was het Franse beleid van assimilatie en technische tweedeling in Afrika succesvol?

“Het was in beperkte mate”, zegt Munjib. Franse koloniale overheden slaagden erin hun beoogde doelen te bereiken, maar het zou op termijn averechts werken. De opkomst van nationale sentimenten bracht de behoefte aan dekolonisatie en onafhankelijkheid. “

Hoewel het koloniale project van Frankrijk misschien niet is geslaagd, wordt de geschiedenis achter de Arabisch-Berberse spanningen grotendeels vergeten omdat de strijd voortduurt. Uiteindelijk heeft Frankrijk misschien de laatste lach gehad.

Biografie van Lounès Matoub (1956–1998)

Door Adra Ghedu

Dichter en protestzanger Lounès Matoub is midden in de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog geboren. Op 24 januari 1956 zag hij het levenslicht in Taourirt Moussa, een dorp in Kabylië in het noorden van Algerije. Op 9 jarige leeftijd maakte hij zijn eerste ‘gitaar’ met behulp van een leeg blik. Op school werd hij als Amazigh geconfronteerd met het gearabiseerde Algerijnse onderwijs en verliet de school tijdens de middelbare school.

In 1975 werd hij opgeroepen voor de dienstplicht in het Algerijnse leger. Na de schermutselingen tussen Algerije en Marokko in Amgala, (een oase in de Westelijke Sahara), besefte Lounès Matoub dat hij Imazighen (Marokkanen) aan het bestrijden was. Dat was voor hem de reden om het leger te verlaten en de echte tegenstander te bestrijden, namelijk de Algerijnse dictatuur.

Hij zette zich in voor een Algerije voor iedereen en voor een democratische land met verschillende culturen waar de godsdienst en staat gescheiden zijn. De Amazigh zaak was het speerpunt in zijn strijd. Matoub was de pilaar van de Berbers Culturele Beweging (Mouvement Culturel Berbère MCB). Zijn muziek en krachtige songteksten die hij zelf schreef, waren zijn wapens. Matoub ging nooit naar een muziekschool en heeft ook geen muziekles gehad. Hij ontwikkelde zijn talent door het luisteren naar andere muzikanten en door zelf te oefenen. Zijn eerste album getiteld A Yizem anda tellid ? (Oh leeuw, waar ben je?), verscheen in 1978 in Frankrijk waarnaar hij in dat jaar emigreerde.

Zijn repertoire bestaat uit 36 albums met verschillende onderwerpen: de Amazigh zaak, democratische vrijheden, extremisme, liefde, ballingschap, historie, vrede, mensenrechten, eindigheid en de problemen in het leven. Hij was een kind van zijn tijd. Behalve in zijn eigen land gaf hij ook concerten in Frankrijk waar een grote Amazigh gemeenschap woont.

Door zijn scherpe tong en openlijke kritiek op het Algerijnse regime werd Matoub door de Algerijnse media genegeerd, maar desondanks werd hij bekend en populair bij het volk. Daardoor werd hij een ongewenst persoon van het Algerijnse regime.

Bij een demonstratie in 1988 in Kabylië werd hij door een gendarme met een aanvalsgeweer (Kalasjnikov) neergeschoten en kreeg 5 kogels in zijn lichaam. Matoub raakte zwaar gewond en moest 2 jaar lang revalideren. Hij werd door zijn dijbeen geschoten en daarom werd zijn been 5 cm korter gemaakt. Dit werd zijn handicap voor het leven. Hij vertelt over zijn lange herstelperiode in het album L’Ironie du sort (De ironie van het lot) dat in 1989 uitkwam.

Algerije werd de laatste decennia van de vorige eeuw geteisterd door gewapende en bloedige strijd tussen de regering en militante (islamistische) groeperingen. Veel Algerijnen zijn uit hun land gevlucht voor het geweld. Kunstenaars werden doelwit van moordaanslagen. In 1993 werd de Algerijnse dichter en journalist Tahar Djaout vermoord en in 1994 werd de Rai-zanger Cheb Hasni vermoord. In 1995 verklaarde Lounès Matoub aan de Franse pers in Parijs dat hij terug zal gaan naar zijn geboorteland en licht zijn besluit toe: ,,Ik sterf liever voor mijn idealen dan dat ik dood ga door de uitputting of ouderdom in mijn bed!”. Matoub keerde terug naar Algerije ondanks dat hij bewust was van het feit dat hij op ieder moment slachtoffer van een moordaanslag kon zijn.

Op 25 september 1994 werd hij ontvoerd door een gewapende groep. Toen de ontvoering van Lounès Matoub bekend werd in Kabylië vond er een grootschalige demonstratie plaats om zijn vrijlating te eisen. Hij werd na 15 dagen gevangenschap vrijgelaten. Zijn bevrijding, op 10 oktober 1994, heeft een explosie van vreugde in heel Kabylië veroorzaakt.
In hetzelfde jaar kreeg hij van de Franse mensenrechtenorganisatie Fondation Danielle-Mitterrand — France Libertés de prijs Prix de la Mémoire toegereikt.
Ook publiceerde hij in 1994 zijn autobiografisch boek Le Rebelle.

Een jaar later liep Lounès Matoub in Italië mee in een mars tegen de doodstraf. In dat jaar kreeg hij de prijs voor de vrijheid van meningsuiting van de Canadese journalisten organisatie SCJI.

In het jaar 1997 ontmoet hij Nadia, de vrouw met wie hij later zal trouwen. Het echtpaar Matoub kreeg geen kinderen.

Op 25 juni 1998 ging Matoub met zijn vrouw Nadia en twee schoonzussen uit eten in een restaurant in Tizi-Ouazou in Kabylië. Op de terugweg naar huis werd zijn auto bij een scherpe bocht 150 meter van het dorp Thala Bounane in een hinderlaag gelokt. Gewapende mannen aan beide kanten van de weg openden het vuur op zijn auto. Lounès Matoub werd door twee kogels dodelijk geraakt, zijn vrouw raakte gewond maar overleefde de aanslag.

Lounès Matoub is 42 jaar oud geworden. Het staat niet vast wie achter deze moord zit, aangenomen wordt dat dit het werk is van de islamistische gewapende groep GIA (Groupe Islamique Armé). Er wordt ook gesuggereerd dat dit het werk is van de Algerijnse geheim-diensten. Beide partijen hadden belang bij zijn dood.

De auto waarin Lounès Matoub is doodgeschoten staat in zijn huis dat tot een museum is omgebouwd. Zijn muziek wordt nog steeds in de buurlanden van Algerije, Marokko en Libië beluisterd. Ook in Nederland is Lounès Matoub populair bij de Amazigh-activisten. Hij staat symbool voor het verzet, de vrijheid en de onafhankelijkheid.

Amazigh Informatie Centrum

De Biografie van de Marokkaanse vlag en het Marokkaanse volkslied

Is de huidige Marokkaanse vlag de staatsvlag van het land of de vlag van de regerende dynastie, de Alawieten? Hoe is deze vlag tot stand gekomen en wie heeft hem ontworpen?

Door de tijd heen heersen verschillende dynastieën over Marokko, soms tegelijkertijd. Iedere dynastie had de macht over zijn eigen gebied en waren verwikkeld in oorlogen onderling. De Idrisiden-, Almohaden- en Saadi-dynastie zijn voorbeelden van dynastieën die over Marokko heersten en allemaal een eigen vlag hadden.

De vlag van de Alawieten-dynastie was vanaf 1666 tot en met 1915 in zijn geheel rood. De Sultan Youssef Alaoui bracht een decreet uit op 17 november 1915 om die vlag aan te passen. Hoewel dit decreet aangeeft dat de beslissing om de vlag te veranderen wordt beschouwd als een beslissing van de Sultan, is het de resident-generaal van Frankrijk in Marokko — onder het Franse protectoraat (1912–1956) — generaal Hubert Lyautey, die had gevraagd om de vlag met een wettekst te veranderen.

Lyautey hield vergaderingen met Kaddour Benghabrit (ofwel Abdelkader Ben Ghabrit), deze laatste wordt beschouwd als de eerste die tijd aan de decreten van de Sultan wijdde en degene die nieuw leven heeft geblazen in verschillende tradities van het protocol en de Makhzen-kanselarij.

1 GWykq u7019a19tro8JuMQ

Tweede van rechts (op de stoel) generaal Hubert Lyautey, achter hem (staand) Kaddour Benghabrit

Kaddour Benghabrit is in 1868 te Sidi Bel Abbès in Algerije geboren en stierf in 1954 in Parijs. Hij was een Algerijnse ambtenaar aan de Quai d’Orsay. Hij bekleedde verschillende functies in het kabinet van Sultan Abdelafid Alaoui (1876–1937). De Sultan Youssef Alaoui (1881–1927) benoemde hem tot president van het protocol van het koninklijk paleis. Benghabrit werkte voor in totaal drie koningen, van 1907 tot het midden van de jaren 50. Hij bleef trouw aan de instructies van de Franse “beschermer”, namelijk het handhaven van de tradities van de Makhzen en het weven van een meer rigoureus en modern bestuur, meer georganiseerd met een modernistisch karakter dat voorouderlijke tradities bewaart

Benghabrit speelde een belangrijke rol bij de vaststelling van de Marokkaanse vlag
Oorspronkelijk volledig rood werd in 1915 aan dit historische embleem van de Alaoui-dynastie -sinds de 17e eeuw aan de macht- een groen pentagram toegevoegd, om het te onderscheiden van de kleuren die gebruikt worden door de Franse marine. Er wordt gezegd dat het Benghabrit was die de kleurkeuze maakte, hij werd geïnspireerd door het woord Marokko en zijn oorsprong Marrakech. Hij had dus gekozen voor de rode kleur. Van de ster wordt er ook gezegd dat hij de groene kleur heeft gekozen die verwijst naar de groene palmbomen van Marrakech. En de vijf punten van de ster die volgens sommigen de vijf pijlers van de islam vertegenwoordigen.

1 BsBkncr4vFKzJYADgciKgQ

Een Franse militair maakte de muziek van het Marokkaanse volkslied

De muziek van het Marokkaanse volkslied was het idee van de Franse generaal Lyautey en hij riep kapitein Léo Morgan, het hoofd van het militair muziekensemble van de erewacht tijdens de Franse protectoraat in Marokko, naar zijn kantoor en vroeg hem om na te denken over een volkslied dat gebruikt zal worden bij nationale evenementen en tijdens het ontvangen van politieke en militaire personen. De volgende dag kwam Léo met zijn band optreden en ze begonnen een muziekstuk te spelen dat een nationale melodie zal worden.

De muziek van het Marokkaanse volkslied werd uitgebracht tijdens het bewind van Youssef Alaoui. Het was een melodie zonder tekst. Het werd slechts een eerbetoon aan de koninklijke sultan, een melodie zonder woorden die bekend was als de Sharif hymne. De componist van de hymne, Léo Morgan, werd uitgenodigd voor een gesprek met de Sultan

1 pCVQsUwtjzK80BFVPRz6EA

Morgan werd ontvangen door koning Mohammed V na het einde van zijn functie als hoofd van de erewacht en tijdens deze ontmoeting prees de koning Morgan die naar Frankrijk terugkeerde en Marokko bleef bezoeken als toerist tot aan zijn dood in 1984 in Frankrijk.

Het muziekstukje van Morgan bleef men gebruiken zonder tekst, het werd door het paleis aangenomen als een volkslied dat afgespeeld wordt op nationale evenementen en koninklijke bezoeken.

Er werden veel pogingen gedaan om het muziekstuk van Morgan te vervangen door een Marokkaans, maar Hassan II weigerde voortdurend. Hij stuurde Morgan felicitaties voordat hij besloot in 1969 om een tekst aan het muziekstukje toe te voegen.

In 1969 kondigde het Marokkaanse ministerie van cultuur een wedstrijd voor dichters aan voor de tekst van het volkslied. Koning Hassan II besloot om persoonlijk toezicht te houden op de resultaten van de wedstrijd en hij heeft gekozen als tekst voor het volkslied voor een Arabisch gedicht geschreven door Ali Squalli Houssaini (1932–2018). De directe aanleiding voor het toevoegen van de tekst aan het volkslied is de kwalificatie van Marokko voor het wereldkampioenschap voetbal in Mexico in 1970.

De tekst en de muziekpartituur zijn in 2005 officieel vastgesteld tijdens het bewind van koning Mohammed VI met een wetsartikel.

Amazigh Informatie Centrum

Herdenking: Donderdag 19 januari 1984

De opstand van Nador, Rif in 1984. Vandaag precies 36 jaar geleden. Het is een cliché, maar daarom nog niet minder waar: de actualiteit van een volk of een samenleving valt alleen te begrijpen en te doorgronden als je de geschiedenis ervan kent of wilt kennen!

Elk jaar rond deze tijd is Nador en de rest van Rif in rouw. Op school leert men niets over deze opstand en haar misdaden, maar via familie hoort men de vele verschrikkelijke verhalen.

Een dag waar Riffijnen op klaarlichte dag verdwenen en vele uit eigenbelang de andere kant op keken! Een verdrietige dag. Een dag zoals elk jaar vol emotie. Is een van de vele zware bladzijdes uit de Riffijnse geschiednis. De herinneringen aan deze gebeurtenissen zijn voor vele Riffijnen nog uiterst levendig, maar voor de huidige generatie nagenoeg vrij onbekend. Het zijn deze en vele ander gebeurtenissen die het politiek leven en geheugen van de vrije- Riffijn vorm geven.

Op deze donderdag liepen studentenprotesten uit de hand. Daarvoor heerste er al dagen lang in Marokko een gespannen sfeer, nadat de toenmalige minister van Educatie had afgekondigd dat: studenten voortaan 50 dirham moesten betalen om deel te kunnen nemen aan de examens voor het baccalaureat, de middelbare school en ook nog eens 100 dirham om zich in te kunnen schrijven aan de universiteit. In het hele land organiseerden studenten en scholieren vreedzame protesten tegen dit besluit.

Op 19 januari 1984 ontving de politie in Nador orders enkele scholen te ontruimen en de bezettende scholieren de straat op te jagen. Dat wakkerde de protesten alleen maar aan, want op straat voegende het volk, werklozen en arbeiders zich bij de scholieren. Het liep uit op een waar volksoproer.

‘Het protest was heel breed,’ vertelde journalist C. El Khayari uit Nador later.‘ Niet alleen waren deze maatregelen voor de scholieren en studenten afgekondigd, ook de prijzen van eerste levensmiddelen waren verhoogd. En bovendien had de regering een paar maanden eerder een soort tol afgekondigd voor de inwoners van Nador, die naar Spaanse enclave Melilla wilden. Voorheen kosteloos en vrij. Maar plots moest men als voetganger 100 dirham betalen. Een autobezitter moest 500 dirham betalen. Wetende dat een groot deel van Nador en Rif leefde van de smokkel tussen deze twee steden, was de beslissing tot deze heffingen een wars sociale tijdbom’ aldus el Khayari.

Demonstranten kwamen uit alle hoeken en gaten van Nador. Steeds meer volk sloten zich aan en men trok naar de Avenue des Forces Armees Royales, de belangrijkste doorgaande weg van Nador. De autoriteiten waren in eerste instantie volledig verrast door het spontane volksoproer, maar de reactie liet niet lang op zich wachten: er werd met scherp geschoten op de menigte. Zelfs vanuit een helikopter werd werd er met een mitrailleur in het wilde weg op de demonstranten geschoten. In El Telegramma de Melilla van 24 januari van dat jaar, bestaat er een foto van deze helikopter.

Onder de demonstranten vielen er zodoende tientallen doden. De overheid houd het zoals men niet anders gewend is op zestien doden en zevenendertig gewonden. Onder wie vijf leden van de repressie roepen. Maar vele getuigen spreken van veel meer doden en gewonden. ‘ Deze cijfers zijn belachelijk’ zeggen zij. De doden zouden in allerijl in massagraven verborgen zijn, onder meer bij de kazerne van Taouima.

Aan het einde van deze zwarte dag maakte de premier bekend dat er zeven auto’s in brand waren gestoken, evenals een politiewagen en elf winkels, en dat twintig auto’s en zes scholen schade hadden opgelopen. In de dagen die volgden, werden honderden mensen gearresteerd. Volgens niet-overheid instanties gaat het echter om ongeveer 500 arrestanten, van wie er vele niets van doen hadden met de demonstraties en vernielingen. De arrestanten werden in overvolle cellen gestopt en tot zware straffen veroordeeld.

Getuige: Lachen Ouchlikh ontkwam bij toeval aan de dood. Zijn getuigenis: ‘Ik was 20 jaar, op 19 januari 1984, de dag waarop ik op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was. Die ochtend nam ik een taxi van Taouima naar huis. Vanwege wegversperring slaagde de taxi er niet in Nador te bereiken, en ik ging te voet verder. Ik bereikte de Avenue des F.A.R., waar de demonstranten huishield. Ik verschool me lange tijd, maar besloot op zeker moment de Avenue over te steken om mijn weg naar huis te vervolgen. Terwijl ik de overstak, werd ik getroffen door maar liefst vijf kogels. Ik verloor het bewustzijn. Tot mijn grote afgrijzen werd ik weer wakker in het mortuaria van het ziekenhuis Sidi Hassani. Ik was als dode geborgen! Plotseling opende een functionaris de ruimte waarin ik opgebaard lag, en die schrok ook enorm: ik bewoog mijn hand en raakte de zijne aan. Hij alarmeerde een collega, om te zeggen dat iemand die al opgebaard lag, nog leefde! Die collega echter sommeerde zijn ondergeschikte mij te laten waar ik lag en er het zwijgen toe te doen. Er stond enorme ruzie, die eindigde in het compromis dat mijn lichaam op een tafel werd gelegd, om het daar te laten in afwachting van de dood. Maar de volgende ochtend leefde ik nog. Ik herinner me dat er mannen het mortuarium binnen kwamen, die de lijken meenamen. Ook ik werd meegenomen, met een doek voor mijn ogen. Ik bleef bij bewustzijn en realiseerde me dat ik bij de kazerne bevond. Ondanks mijn blinddoek, zag ik dat ik mij in een massagraf bevond waar tientallen mensen opgestapeld lagen- het waren er tussen de zeventig en de tachtig en ze waren niet allemaal dood! De gewonden kermenden luid, maar tevergeefs. Hoge laarzen trapten trapten tegen de lichamen die nog bewogen en schopten ze veder het massagraf in. Ik slaagde erin mij tussen de lichamen uit te werken, en totaal in shock wierp ik mij aan de gelaarsde voeten, die ik zelfs kuste. Ik smeekte voor mij leven. Na een moment, dat eeuwigheid leek, schopte de aanbeden man mij weg, terwijl hij schreeuwde: ‘Haal deze hond hier weg!’. Ik werd terug gebracht naar het ziekenhuis. Deze keer werd ik in een ziekenzaal gebracht waar mijn wonden verzorgt werden. De rechtbank van eerste aanleg in Nador veroordeelde mij daarna tot 5 jaar gevangenis.

Getuige: Belghiane Benaissa Belghiane was een van hen. Hij werd op 20 januari 1984 gearresteerd, ook al had hij die dag daarvoor zijn werkplek niet verlaten. Hij werd twee weken lang gemarteld op het politiebureaus, vervolgens wed hij tot 10 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Zijn zwager, op bezoek in Nador had minder geluk. Die werd dodelijk getroffen door een kogel, afgeschoten door de militairen.

Getuige: el Ouard Mohamed el Ouard, was net als Benaissa ook gewoon op z’n werk die dag. Maar ook hij werd gearresteerd. Vonnis 10 jaar celstraf. Een van de arrestanten die tegelijk met hem voor de rechter verscheen probeerde de rechter er nog van te overtuigen dat hij op 19 januari in Melilla was, en daar een inbraak pleegde in een winkel. De rechter bleek niet geïnteresseerd: het vonnis bleef 10 jaar’ reglementair’.

Het oproer van Nador sloeg over naar Al-Hoceima en omgeving. Waar de rellen ook bloederig werden onderdrukt. Ook in andere steden van het land vonden demonstraties en protesten plaats, tegen de verhoging van de eerste levensmiddelen zoals suiker, olie en brood. Het intrekken van een deel van deze subsidie, mede door
opgelegde besparingen van het IMF, leidde tot deze broodopstand.

Decennia later worden er nog onbekende (massa)graven gevonden. Weten honderden families nog steeds niet waar hun geliefden zijn gebleven. Bijna vier decennia later hebben vele nog steeds niet de mogelijkheid gehad hun kinderen een fatsoenlijke begrafenis te geven.

Het is belangrijk om slachtoffers eer te bewijzen en te herdenken, omdat in hun sterven hun recht is geschonden. Hun vrijheid is ontnomen, en de families vandaag de dag nog steeds getraumatiseerd zijn! We herdenken deze Riffijnen, omdat zij vermoord zijn en vele onterecht jaren (20 tot 15 jaar) vast gezeten hebben. Dit leed moet men niet vergeten. Een blijvend bericht aan de volgende generaties over deze verschrikkingen van het Marokkaanse regiem op de Riffijnen. De Riffijn is in de verbeelding van de Marokkanen iemand die zich niet laat ontdoen en opkomt voor zijn vrijheid en rechten.

Kamal Amjoud