De opstand van Nador, Rif in 1984. Vandaag precies 36 jaar geleden. Het is een cliché, maar daarom nog niet minder waar: de actualiteit van een volk of een samenleving valt alleen te begrijpen en te doorgronden als je de geschiedenis ervan kent of wilt kennen!
Elk jaar rond deze tijd is Nador en de rest van Rif in rouw. Op school leert men niets over deze opstand en haar misdaden, maar via familie hoort men de vele verschrikkelijke verhalen.
Een dag waar Riffijnen op klaarlichte dag verdwenen en vele uit eigenbelang de andere kant op keken! Een verdrietige dag. Een dag zoals elk jaar vol emotie. Is een van de vele zware bladzijdes uit de Riffijnse geschiednis. De herinneringen aan deze gebeurtenissen zijn voor vele Riffijnen nog uiterst levendig, maar voor de huidige generatie nagenoeg vrij onbekend. Het zijn deze en vele ander gebeurtenissen die het politiek leven en geheugen van de vrije- Riffijn vorm geven.
Op deze donderdag liepen studentenprotesten uit de hand. Daarvoor heerste er al dagen lang in Marokko een gespannen sfeer, nadat de toenmalige minister van Educatie had afgekondigd dat: studenten voortaan 50 dirham moesten betalen om deel te kunnen nemen aan de examens voor het baccalaureat, de middelbare school en ook nog eens 100 dirham om zich in te kunnen schrijven aan de universiteit. In het hele land organiseerden studenten en scholieren vreedzame protesten tegen dit besluit.
Op 19 januari 1984 ontving de politie in Nador orders enkele scholen te ontruimen en de bezettende scholieren de straat op te jagen. Dat wakkerde de protesten alleen maar aan, want op straat voegende het volk, werklozen en arbeiders zich bij de scholieren. Het liep uit op een waar volksoproer.
‘Het protest was heel breed,’ vertelde journalist C. El Khayari uit Nador later.‘ Niet alleen waren deze maatregelen voor de scholieren en studenten afgekondigd, ook de prijzen van eerste levensmiddelen waren verhoogd. En bovendien had de regering een paar maanden eerder een soort tol afgekondigd voor de inwoners van Nador, die naar Spaanse enclave Melilla wilden. Voorheen kosteloos en vrij. Maar plots moest men als voetganger 100 dirham betalen. Een autobezitter moest 500 dirham betalen. Wetende dat een groot deel van Nador en Rif leefde van de smokkel tussen deze twee steden, was de beslissing tot deze heffingen een wars sociale tijdbom’ aldus el Khayari.
Demonstranten kwamen uit alle hoeken en gaten van Nador. Steeds meer volk sloten zich aan en men trok naar de Avenue des Forces Armees Royales, de belangrijkste doorgaande weg van Nador. De autoriteiten waren in eerste instantie volledig verrast door het spontane volksoproer, maar de reactie liet niet lang op zich wachten: er werd met scherp geschoten op de menigte. Zelfs vanuit een helikopter werd werd er met een mitrailleur in het wilde weg op de demonstranten geschoten. In El Telegramma de Melilla van 24 januari van dat jaar, bestaat er een foto van deze helikopter.
Onder de demonstranten vielen er zodoende tientallen doden. De overheid houd het zoals men niet anders gewend is op zestien doden en zevenendertig gewonden. Onder wie vijf leden van de repressie roepen. Maar vele getuigen spreken van veel meer doden en gewonden. ‘ Deze cijfers zijn belachelijk’ zeggen zij. De doden zouden in allerijl in massagraven verborgen zijn, onder meer bij de kazerne van Taouima.
Aan het einde van deze zwarte dag maakte de premier bekend dat er zeven auto’s in brand waren gestoken, evenals een politiewagen en elf winkels, en dat twintig auto’s en zes scholen schade hadden opgelopen. In de dagen die volgden, werden honderden mensen gearresteerd. Volgens niet-overheid instanties gaat het echter om ongeveer 500 arrestanten, van wie er vele niets van doen hadden met de demonstraties en vernielingen. De arrestanten werden in overvolle cellen gestopt en tot zware straffen veroordeeld.
Getuige: Lachen Ouchlikh ontkwam bij toeval aan de dood. Zijn getuigenis: ‘Ik was 20 jaar, op 19 januari 1984, de dag waarop ik op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was. Die ochtend nam ik een taxi van Taouima naar huis. Vanwege wegversperring slaagde de taxi er niet in Nador te bereiken, en ik ging te voet verder. Ik bereikte de Avenue des F.A.R., waar de demonstranten huishield. Ik verschool me lange tijd, maar besloot op zeker moment de Avenue over te steken om mijn weg naar huis te vervolgen. Terwijl ik de overstak, werd ik getroffen door maar liefst vijf kogels. Ik verloor het bewustzijn. Tot mijn grote afgrijzen werd ik weer wakker in het mortuaria van het ziekenhuis Sidi Hassani. Ik was als dode geborgen! Plotseling opende een functionaris de ruimte waarin ik opgebaard lag, en die schrok ook enorm: ik bewoog mijn hand en raakte de zijne aan. Hij alarmeerde een collega, om te zeggen dat iemand die al opgebaard lag, nog leefde! Die collega echter sommeerde zijn ondergeschikte mij te laten waar ik lag en er het zwijgen toe te doen. Er stond enorme ruzie, die eindigde in het compromis dat mijn lichaam op een tafel werd gelegd, om het daar te laten in afwachting van de dood. Maar de volgende ochtend leefde ik nog. Ik herinner me dat er mannen het mortuarium binnen kwamen, die de lijken meenamen. Ook ik werd meegenomen, met een doek voor mijn ogen. Ik bleef bij bewustzijn en realiseerde me dat ik bij de kazerne bevond. Ondanks mijn blinddoek, zag ik dat ik mij in een massagraf bevond waar tientallen mensen opgestapeld lagen- het waren er tussen de zeventig en de tachtig en ze waren niet allemaal dood! De gewonden kermenden luid, maar tevergeefs. Hoge laarzen trapten trapten tegen de lichamen die nog bewogen en schopten ze veder het massagraf in. Ik slaagde erin mij tussen de lichamen uit te werken, en totaal in shock wierp ik mij aan de gelaarsde voeten, die ik zelfs kuste. Ik smeekte voor mij leven. Na een moment, dat eeuwigheid leek, schopte de aanbeden man mij weg, terwijl hij schreeuwde: ‘Haal deze hond hier weg!’. Ik werd terug gebracht naar het ziekenhuis. Deze keer werd ik in een ziekenzaal gebracht waar mijn wonden verzorgt werden. De rechtbank van eerste aanleg in Nador veroordeelde mij daarna tot 5 jaar gevangenis.
Getuige: Belghiane Benaissa Belghiane was een van hen. Hij werd op 20 januari 1984 gearresteerd, ook al had hij die dag daarvoor zijn werkplek niet verlaten. Hij werd twee weken lang gemarteld op het politiebureaus, vervolgens wed hij tot 10 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Zijn zwager, op bezoek in Nador had minder geluk. Die werd dodelijk getroffen door een kogel, afgeschoten door de militairen.
Getuige: el Ouard Mohamed el Ouard, was net als Benaissa ook gewoon op z’n werk die dag. Maar ook hij werd gearresteerd. Vonnis 10 jaar celstraf. Een van de arrestanten die tegelijk met hem voor de rechter verscheen probeerde de rechter er nog van te overtuigen dat hij op 19 januari in Melilla was, en daar een inbraak pleegde in een winkel. De rechter bleek niet geïnteresseerd: het vonnis bleef 10 jaar’ reglementair’.
Het oproer van Nador sloeg over naar Al-Hoceima en omgeving. Waar de rellen ook bloederig werden onderdrukt. Ook in andere steden van het land vonden demonstraties en protesten plaats, tegen de verhoging van de eerste levensmiddelen zoals suiker, olie en brood. Het intrekken van een deel van deze subsidie, mede door
opgelegde besparingen van het IMF, leidde tot deze broodopstand.
Decennia later worden er nog onbekende (massa)graven gevonden. Weten honderden families nog steeds niet waar hun geliefden zijn gebleven. Bijna vier decennia later hebben vele nog steeds niet de mogelijkheid gehad hun kinderen een fatsoenlijke begrafenis te geven.
Het is belangrijk om slachtoffers eer te bewijzen en te herdenken, omdat in hun sterven hun recht is geschonden. Hun vrijheid is ontnomen, en de families vandaag de dag nog steeds getraumatiseerd zijn! We herdenken deze Riffijnen, omdat zij vermoord zijn en vele onterecht jaren (20 tot 15 jaar) vast gezeten hebben. Dit leed moet men niet vergeten. Een blijvend bericht aan de volgende generaties over deze verschrikkingen van het Marokkaanse regiem op de Riffijnen. De Riffijn is in de verbeelding van de Marokkanen iemand die zich niet laat ontdoen en opkomt voor zijn vrijheid en rechten.
Kamal Amjoud