Vandaag ben ik Ziyaan

Het is vandaag, 6 februari 2013, vijftig jaar geleden dat de grote Riffijnse held Abd el-Kariem al-Khattabi stierf. Wie was hij? Wat bezielde hem? Wat is zijn erfenis? In het onderstaande gedicht van Ahmed Essadki gaat Ziyaan op zoek naar antwoorden op deze vragen. Het is een ode aan een van de grootste 20ste-eeuwse vrijheidsstrijders.

Ziyaan graaft naar zijn wortels

Ziyaan, een jongeling met een scherp verstand,
ging graven naar zijn wortels,
probeerde zijn afstamming te achterhalen
en de gebeurtenissen van de voorbije tijd.

Hij vroeg de imams,
maar hun antwoord begreep hij niet.
Hij vroeg de scholieren en de studenten.
‘De boeken zijn leeg,’ zeiden ze,
‘in de boeken staat de geschiedenis van de Fransen en de Duitsers,
van Engelsen en Amerikanen,
en de geschiedenis van de trollen van deze tijd:
een geschiedenis die van een haan een kiekendief maakt.
O Ziyaan, dit is alles wat er is, deze geschiedschrijving:
ze maakt geen gewag van Abd al-Kariem,
ze wijdt geen woord aan Anoual of Dhar Oubarran.’

Ziyaan begreep niets van al hun gepraat.
Stad en land ging hij af,
geen plaats hield hem vast
alsof hij een doorn in zich droeg!
Hij ging de mensen langs om hen te vragen
Over de gebeurtenissen van de voorbije tijd.

Zijn grootouders waren erbij!
Naar hen ging hij toe met de vraag:
Wie is Abd el-Kariem?
Wat is er gebeurd in Anoual en in Dhar Oubarran?
Zijn grootmoeder sprak, haar lippen trilden.
Tranen als granaatappelkorrels vielen uit haar ogen
en kwamen samen op haar kin.

‘Abd el-Kariem, mijn kleinzoon, was een klaproos
die groeide in de harten van de mensen.
Abd el-Kariem, mijn kleinzoon, was de maan
temidden van de sterren.
Abd el-Kariem, mijn kleinzoon, was een heldere bron
waaruit ouderen, jongeren en kleine kinderen drinken.’
Tranen beletten haar het spreken en grootvader nam het woord:

‘Abd el-Kariem, mijn kleinzoon, was een boom
en wij waren de wortels.
Abdel el-Kariem, mijn kleinzoon, was een imam,
en wij waren zijn leerlingen.
Hij heeft ons de wegen onderwezen die leiden naar het goede leven.
Abd el-Kariem, mijn kleinzoon, is niet een van die hedendaagse imams
die op hun buik kruipen als slangen,
hun aandacht op hun bord gericht,
op datgene waarmee zij hun darmen kunnen vullen.
Abd el-Kariem, mijn kleinzoon, gaf zijn leven
voor het recht van de armen,
op iedere plaats, waar zij zich ook maar bevinden.
Abd el-Kariem, mijn kleinzoon, is niet als die hedendaagse trollen:
met in de ene hand een dolk, in de andere de Koran
hakken ze handen af voor het stelen van een stukje brood.
Zelf roven ze het vloeibare goud.
Hun pelgrimage voert hen naar het Zwarte Huis
dat zich in Amerika bevindt.
Ze melken het bloed van de broederschap en drinken het in glazen.
Ze gaan huwelijksbanden aan met Amerikanen en zionisten.
Abd el-Kariem, mijn kleinzoon, nam het niet
dat ons land werd verdeeld door de vijanden van over zee,
de Spanjaarden, de Fransen en de Italianen.
Ga, mijn kleinzoon, vraag het de sterren!
Ga, mijn kleinzoon, vraag het de bergen, vraag het de dalen!
Zij hebben alles gezien, zij zijn getuige geweest,
Zij hebben het meegemaakt.
Zij hebben Abd el-Kariem gezien op zijn paard
met zijn geweer aan zijn borst.
Zijn kinderen stonden op,
verenigden zich als de vingers aan een hand
en zij kwamen toegesneld. Alom rezen zij op, van jong tot oud.
De een bracht geweren mee, de ander sikkels.
De Spanjaarden werden in het nauw gedreven en omsingeld.
De vrouwen susten de geschrokken kleintjes
en bereidden schalen tarwegries.
Ze repten zich jubelend over de velden
en zongen verzen over de strijders van Dhar Oubarran.
Ga, mijn kleinzoon, vraag het de sterren!
Ga, mijn kleinzoon, vraag het de bergen! Vraag het de dalen!
Zij hebben alles gezien, zij zijn getuige geweest,
zij hebben het meegemaakt, overal.
Vraag de berg van Anoual die zich verheft in Temsaman.
Hij beleefde een grote krijg!
Bij duizenden werden de Spanjaarden
door een handvol mensen ingemaakt.
Daar is het dat Silvestre verbijsterd stond en zijn officieren met hem.
Wie ze te pakken kregen wachtte een graf,
wie vluchtte werd opgeslokt door de ravijnen.
Ga, mijn kleinzoon, vraag het de sterren!
Ga, mijn kleinzoon, vraag het de bergen, vraag het de dalen!
Zij hebben alles gezien, zij zijn getuige geweest,
Zij hebben het meegemaakt!