”De allesoverwinnende Leeuw uit de stam van Juda”. Haile Selassie, keizer van Ethiopië van 1930 tot 1974, tooide zich met deze titel. Officieel heette hij ook ”erfzoon uit het zaad van Salomo”: hij beschouwde zich als een afstammeling van de Bijbelse koning Salomo.

4723464-7055849

De kleurrijke figuur Haile Selassie (hij had goede contacten met het Nederlandse koningshuis en was ridder in de Militaire Willemsorde) sluit aan bij het thema van ”Joodse invloed in Afrika. Historische en religieuze verkenningen”. De auteur, dr. J. van Slageren, beschrijft de Joodse invloeden in Afrika. Hij wil aantonen dat het reusachtige continent van diverse kanten die inwerking heeft ondergaan en nog steeds ondergaat.

Die invloed is niet steeds zo curieus en wereldwijd bekend als in het geval van Haile Selassie. Hij beweerde dat zijn vorstenhuis ontsproten was uit de verbintenis van Salomo en Makeda, de hem bezoekende „koningin van Sjeba”, keizerin van Aksum. Hun zoon Menelik, werd in Ethiopië geboren, maar ging later terug naar Jeruzalem. Vandaar bracht hij de ark van het verbond naar zijn vaderland. Die ark, zo geloven veel Ethiopische christenen, wordt bewaard in de kathedraal Zion in Aksum.

Men doet er in het algemeen goed aan legenden niet zomaar als verzinsel aan de kant te schuiven. Ze berusten veelal op een historisch betrouwbare kern. Het verhaal van Menelik en de ark schijnt in ieder geval te wijzen op belangrijke Joodse invloeden. Ook diverse andere verhalen en vele tradities van de Ethiopisch-Orthodoxe Kerk duiden daarop. En niet het minst het fenomeen van de Falasha, zwarte Ethiopische Joden van wie velen in de jaren 1984-1991 door de Israëlische luchtmacht onder codenamen als ”Mozes”, ”Sjeba” en ”Salomo” werden overgevlogen naar Tel Aviv.

Missie en zending

Het boek telt niet minder dan vier delen en tien hoofdstukken. Het eerste deel beschrijft Joodse invloeden in Afrika in de eerste eeuwen van onze jaartelling. Na ”Het judaïsme en het heilige land” volgen er hoofdstukken over ”Joden en christenen in Egypte, Nubië en Ethiopië” en ”Het judaïstische Noord-Afrika”.
Deel 2 beschrijft rooms-katholieke missies en protestantse zending in Afrika, met een hoofdstuk over christelijke zending tussen 1400 en 1600, een hoofdstuk over de Moravische zendingsbeweging en een hoofdstuk met de titel ”De missie van pater François Libermann”. Deel 3 is gewijd aan ”Gedachten en uitdagingen. Een zoekproces naar sociologische en theologische gedachtenwisselingen in Afrika”. Deel 4 ten slotte bevat de hoofdstukken ”De zionistische en Ethiopische kerken in Afrika” en ”Gesprekken tussen Joden, moslims en christenen in Afrika”.

De laatste twee hoofdstukken vind ik het geslaagdst. De auteur laat zien hoe overal in Afrika, en in het bijzonder in het zuidelijke deel van het continent, de Joodse invloed springlevend is. Zionistische kerken, volgens schattingen zo’n 7000 of meer en vooral voorkomend in Zuid-Afrika en Congo, volgen bewust Joodse riten.

Zogenoemde Ethiopische kerken (eveneens in Zuid-Afrika en vrijwel uitsluitend onder de zwarte bevolking) leven bewust naar oudtestamentisch-Joods gebruik. In dezelfde traditie staat de Lumpakerk in Zambia. Dan is er nog het Lembavolk, een groepering die beweert van Joodse afkomst te zijn en nu grotendeels christelijk is. Ze leeft in Zimbabwe en Zuid-Afrika, met enkele kleinere groepen in Mozambique en Malawi. In Zuid-Afrika staan ze ook bekend als de Kruger-Joden, omdat voormalig president Paul Kruger ze als van Joodse afstamming beschouwde. Veel van hun ceremonies en rituele handelingen (waaronder besnijdenis) zijn ontleend aan voorschriften uit het Oude Testament of andere Joodse tradities.

Sjalom

Het boek bevat interessante informatie die veelal tot nadenken stemt. Opbouw en uitwerking zijn echter onder de maat. Het werk blijkt vertaald (door wie?) uit het Frans en dat heeft diepe sporen nagelaten. Behalve uit het alom aanwezige woord judaïsme voor Jodendom blijkt dat uit vele onduidelijke zinswendingen. Een systematisch opgezet en uitgewerkt betoog is moeilijk te ontwaren. Veel gegevens worden aangedragen en talloze citaten van anderen, maar de interpretatie is kennelijk aan de lezer.
Gaat het in de vele Afrikaanse ‘Joodse’ gebruiken en denkwijzen inderdaad om echt Jodendom? Is er, met andere woorden, een historisch verband met oorspronkelijke Joden, of zijn het slechts toevallige parallellen tussen Afrikaanse en Joodse riten? Die belangrijke vraag mag bij het doorwerken van dit boek steeds kritisch meeklinken. Het indrukwekkende Afrikaanse concept ”ubuntu” lijkt verregaand op het Joodse sjalom, maar er is niemand (ook dr. Van Slageren niet) die het ene uit het andere zal afleiden. Naar mijn inzicht dienen ook andere opvallende overeenkomsten (en zelfs door sommige Afrikanen als zuiver Joods geclaimde riten zoals besnijdenis, leviraatshuwelijk, reinigingsvoorschriften en spijswetten) met diezelfde kritische nuchterheid te worden bezien.

Onjuistheden

In het eerste deel beschrijft de auteur ”Joodse invloeden in Afrika in de eerste eeuwen van het christelijk tijdperk en de daarop volgende perioden”. Het oorspronkelijke christendom in Egypte, Nubië, Ethiopië, en niet minder in de Romeinse provincie Africa (nu Libië, Tunesië, Algerije en Marokko), was veelal evident Joods beïnvloed. Maar de mooiste studies die dit aantonen zijn de auteur veelal ontgaan, zoals Hirschberg voor geheel Noord-Afrika of Claude Azia en Geoffrey Dunn voor Tertullianus. Ook over de wereldstad Alexandrië met Pantaenus, Clemens en Origenes is veel meer te zeggen.
Nu leest men soms aperte onjuistheden of zuivere speculaties. Was Pantaenus een bekeerde Jood? Origenes de zoon van een Joodse moeder? Ik ken geen bronnen die dit bewijzen. Van de Hexapla, het beroemde werk van Origenes, bestaande uit vijf versies van het Oude Testament in kolommen naast elkaar, waren er niet twee in het Hebreeuws maar slechts de eerste (de tweede kolom bestond uit de Hebreeuwse tekst in Griekse transcriptie). Zeker onjuist is ook om van Augustinus te beweren dat hij in zijn jeugd vaak Joodse samenkomsten bezocht.