ELINE BERGMANS, FOTO’S LEO DE BOCK:
‘Ik voel me evenveel Belg als Marokkaan’, zegt Abdelkader Belrharrasse (83), in 1963 een van de eerste gastarbeiders in ons land. ‘Mijn wortels liggen in Marokko, maar we wonen ondertussen al veel langer in België. Als we in de zomer op familiebezoek gaan, heb ik na een maand al heimwee.’
Abdelkader groeit op in Meknes, een van de vier koningssteden in Marokko, vlak bij Fez. Op zijn zestiende vindt hij werk in een spaghettifabriek. Via zijn schoonzus leert hij de tien jaar jongere Saaida kennen. Ze trouwen in 1956. Saaida is zestien, maar in Marokko is dat geen uitzondering.
Met hun vier kinderen wonen ze in bij de grootouders. Abdelkader verdient weinig en ze hebben geen perspectief op een eigen woning. Op een dag krijgt hij de folder ¬Vivre et travailler en Belgique in de handen gestopt. ‘Die kans wou ik niet laten liggen. Het was onze poort naar een betere toekomst.’
Belgische bedrijven hebben tenten opgezet aan de rand van de stad. Omdat hij een mondje Frans spreekt, kan Abdelkader vrij snel vertrekken. Maar eerst moet hij een grondige medische check-up ondergaan. ‘Ik begreep dat wel’, zegt Abdelkader. ‘België was op zoek naar gezonde werkkrachten. Niet naar zieke mensen.’
Met een koffer vol kleren komt hij op 11 oktober 1963 aan in België. De bedoeling is om een paar jaar in ons land te werken, te sparen en terug naar Marokko te gaan. Saaida en hun vier kinderen blijven in Meknes. Eén keer per week belt Abdelkader hen vanuit een postkantoor in Borgerhout.