Ali Lahrouchi
De Marokkaanse autoriteiten hebben bekend gemaakt en brachten naar boven zo snel dat de zelfmoordaanslagen in Casablanca op 16 mei 2003, waarbij 33 burgers en twaalf terroristen omkwamen, werden gepleegd door de Salfia Jihadia. Deze onbekende beweging wordt gelinkt aan al Qaida. De Marokkaanse autoriteiten zeggen ook dat de terroristen zelf een islamitisch motief hadden. Daardoor werden tien duizend en twee honderd islamieten gearresteerd, drie duizend van hun gemarteld, mishandeld ,verkrachten en beoordeelden tot een lange gevangenis straf , en zeven duizend en twee honderd van hen zijn ook gemarteld, verkrachten en mishandeld voordat ze vrij gelaten werden. Maar de mastermind erachter is terug te voeren naar de Marokkaanse veiligheidsdiensten. Dat kwam naar buiten in een interview met de tweede man van de vorige koning, Hassan II; Driss Basri. Basri was de vroegere minister van Binnenlandse Zaken. Hij was bovendien twintig jaar hoofd van de geheime dienst van Hassan II geweest. Ooit had hij carrière gemaakt dankzij de gevreesde hoogste officieren en martelaars onder Hassan II: Generaal Oufkir en Ahmed Dlimi, hoofd van de geheime politie. Die twee zouden onder verdachte omstandigheden om het leven komen. Er bestaat geen twijfel over dat Hassan II hier de hand in had gehad. Driss Basri werd uit zijn functie gezet toen de zoon van Hassan II, Mohammed VI, aan het bewind kwam. Daarna was Basri naar Frankrijk gevlucht. Daar gaf hij een interview aan het internationale tv station Al Jazeera en aan de internationale krant Al-Quds Alarabie. Hij kondigde aan dat hij een boek ging schrijven in Frankrijk. In dat interview met Al Jazeera zei hij ook dat de aanslagen in Casablanca in Marokko werden gepleegd vanwege een interne afrekening tussen de Marokkanen zelf en niet door de islamieten of door iemand ander buiten Marokko. Hij zei ook dat hij zou over alles in de toekomst zou praten als een belediging en een waarschuwing aan het Marokkaanse regime zelf. Het was duidelijk een interne afrekening van de Marokkaanse geheime diensten. Die hadden de aanslagen opzettelijk laten plegen op toeristen en Joden om de suggestie te wekken dat er islamisten achter zaten. Er bestaan in Marokko verschillende geheime diensten; van de militairen, de gendarme, de politie, en van de koning zelf. Tussen die diensten zijn altijd conflicten. ( zie hierover het boek Notre ami le roi ) waarin stond dat de terreur en fraude zijn hoofdfundamenten van Hassans bewind, schrijft Gilles Perrault.
Niet veel later zou Driss Basri overlijden in een Frans ziekenhuis. De omstandigheden waren verdacht en men vroeg zich af of de Fransen erbij betrokken waren geweest in hun samenwerking met de Marokkaanse geheimdiensten. Maar bewezen werden nog niet bekend gemaakt.
Ook de onwettige halfbroer van Mohammed VI, Hicham El-Mandari, zou onder verdachte omstandigheden om het leven komen. Dat gebeurde in Spanje. El-Mandari had een belangrijke rol gespeeld in het regime van Hassan II. Hij stond bekend als de ‘speciale adviseur’ van Hassan II. Toen hij in 1999 verdacht werd van fraude en vervalsing, vluchtte hij het land uit, naar verluid met veel cheques, geld en compromitterende documenten. Hij had gezegd: ‘Als ik een crimineel zou zijn, dan ken ik er nog wel een paar.’ El-Mandari kende iedereen die er toe deed aan het Alawietenhof rondom de koninklijke familie. Hij wist van alles over wist alles over de rol van de maffia, de huurmoordenaars. Zijn leven eindigde op een parkeerplaats in de Spaanse plaats Mijas. Hij was bezig met de voorbereiding van een Al Jazeera achtig internationaal tv kanaal waarmee hij het regime van Mohammed VI wilde bestrijden.
De sfeer van complotten, martelingen, onderdrukking en corruptie, wordt toegedicht aan Hassan II. Niemand twijfelt daar nog aan. Maar vaak wordt gezegd dat zijn opvolger, Mohammed VI, ‘anders’ is. Daar klopt niets van. Ik noemde al de aanhoudende verhalen over de link tussen de Marokkaanse geheime diensten en de aanslag in Marrakash in 2003. Maar er zijn ook relaties tussen de Marokkaanse geheime diensten en de aanslagen in Madrid op 11 maart 2004. Ook Frankrijk speelde daarin een rol.
Het was een bijzonder gecompliceerde operatie. Er ontploften tien bommen binnen een kwartier in vier forenzentreinen. Daarbij kwamen 191 mensen om en er waren maar liefst 2050 gewonden, waarvan veel ernstig. Het is de grootste terroristische aanslag in Europa sinds de aanslag op het vliegtuig dat neerstortte bij Lockerbie. De aanslagen in Madrid werden toegedicht aan de Abu Hafs al-Masri Brigades, een mysterieuze organisatie die verbonden zou zijn aan Al Qaida. Er werd een aantal Marokkanen voor gearresteerd en veroordeeld. Ook zou er een Syriër bij betrokken zijn geweest. En ook was er een relatie met Marokkaanse drugshandel. Twee verdachten waren in verband met drugshandel bovendien informanten van de Spaanse politie. Volgens de Spaanse krant El Pais was er een relatie tussen de aanslagen in Madrid en die in Casablanca. Maar de Spaanse rechters kwamen tot de conclusie dat er geen mastermind achter de aanslagen zat, net zo min als een rechtstreekse link naar Al Qaida kon worden aangetoond.
Er bleven echter onthullingen komen over de rol van het Marokkaanse regime bij de aanslagen in Madrid. Er was op dat moment sprake van een slechte relatie tussen Spanje en Marokko. Twee jaar voor ‘Madrid’ was dat tot uiting gekomen in een conflict om Isla Perejil (‘Peterselie eiland’), in het Arabisch Jazeerat Leila (‘Nacht eiland’),een onbewoond eilandje, een enorme rots eigenlijk meer, voor de kust van Marokko, dat zowel door Marokko als door Spanje werd opgeïst. Op 11 juli 2002 had de Marokkaanse politie het eiland bezet, en een week later werd het door een overmacht van het Spaanse leger weer ‘terug veroverd.’ De EU schaarde zich achter Spanje, maar achter de schermen speelde Frankrijk samen met Marokko een ander spel, zo bleek uit documenten die gepubliceerde werden in 2006 een gepubliceerd boek, Quand le Maroc sera islamiste, (‘ wanneer Marokko islamitisch worden’) van de Franse journalisten Nicolas Beau en en Catherine Graciet. Hierover publiceerde onder andere de Spaanse krant El Pais op 30 november 2006. Binnen 24 uur na de ‘terugverovering’ van Isla Perejil door het Spaanse leger, vertrok de zuster van Mohammed VI,Mariam, naar Parijs voor overleg met president Jacques Chirac. Volgens gelekte notities werd er toen door beide landen een strategie uitgedacht om terug te slaan. De Franse en Marokkaanse geheime diensten werkten samen. Door de top van de Marokkaanse veiligheidsdienst werd een bericht met de Franse veiligheidsdienst gedeeld dat Spanje een opstand van de Rif Berbers aan het aanwakkeren was. Frankrijk maakte zich zorgen over de uitbreiding van de Spaanse invloed, die in zou gaan tegen een stilzwijgende overeenkomst tussen beide Europese landen dat Spanje macht kon blijven uitoefenen in Zuid-Amerika en Frankrijk in Noord Afrika. Mohammed VI besloot tot een herbewapeningsprogramma en kocht onder andere twaalf Mirage straaljagers van Frankrijk.
Deze duistere manipulaties kregen weer een nieuwe draai toen een vroegere commisaris bij de Spaanse geheime dienst, José Villarejo, in 2019 naar de rechter stapte met nieuwe documenten waaruit zou blijken dat de aanslagen in Madrid georganiseerd werden vanuit een oud Frans kasteel dat in bezit was van Mohammed VI. Hierover verscheen op 22 maart 2019 een bericht in de Spaanse krant El Espanol. Villarejo beweerde daarin te beschikken over de berichten van twee Franse spionnen, die waren onderschept door de Spaanse geheime dienst. Er vond voor de aanslagen in het Franse kasteel van Mohammed VI intensieve communicatie plaats tussen de broer – Rachid – en zuster – Meriam – van de koning en de Marokkaanse geheime diensten. In een ander bericht in El Espanol, van 8 maart 2019, stond dat de Franse geheime diensten in Syrië betrokken waren geweest bij het verduisteren van sporen die zouden leiden naar de opdrachtgevers van de aanslagen in Madrid.