Marokkanen zijn racistischer dan Nederlanders. Tijdens een intercultureel debat tussen Marokkaanse, Nederlandse en Belgische studenten dat ik begeleidde in Rabat schrijft een van de jongeren deze stelling op een papiertje. Was het raadzaam die in de groep te gooien? Voor zover de debatgroep van die middag representatief was, hechten Marokkaanse jongeren belang aan heel andere maatschappelijke en culturele kwesties dan de Belgische en Nederlandse. Ze zijn niet benieuwd naar vrouwenrechten en secularisme, wel naar verschillen in onderwijs, onze omgang met het milieu, dierenrechten.
Met gekruiste armen zat een Marokkaans meisje me aan te staren, alsof ik degene was die deze westerlingen uit hun natuurlijke habitat had geplukt, en of ik zo vriendelijk wilde zijn om ze even terug naar de luchthaven te brengen. Met opzet heb ik de stelling over racisme niet behandeld, al bleek ze na afloop enkel schertsend bedoeld, want ik wilde de helft van het klaslokaal niet schofferen. Wanneer weet je met zekerheid: genoeg is genoeg?
Achteraf is het natuurlijk cynisch dat dit tafereel plaatsvond op de dag van de Nederlandse gemeenteraadsverkiezingen en tweedaags voor de Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie. In Marokko werd afgelopen vrijdag de nationale campagne ‘Masmiytich Azzi’ gelanceerd, wat zoveel betekent als ‘Ik heet niet neger’. Hoe groot is het racismeprobleem in Marokko, dat de Sub-Sahara-Afrikanen huist die de oversteek naar Europa niet halen? De campagne is een primeur in Marokko. Ze attendeert op het basismechanisme van racisme: keer op keer gereduceerd worden tot datgene wat je niet kunt verbergen. Je huidskleur, je voorkomen, iets eenvoudigs als de naam die op je identiteitsdocumenten staat, als je die überhaupt al in je bezit hebt.
Ik weet niet of Marokkanen racistischer zijn dan Nederlanders of Belgen en het antwoord op die vraag interesseert me eerlijk gezegd ook niet. Wat lost het op? Het was zondag en we liepen door de oude stad. Een bewoner volgde ons op de voet en raasde door over de superioriteit van Marokkanen over westerlingen. Allicht zag hij ons aan voor toeristen, die er dagelijks in busjes worden gedropt en terwijl ze zich een weg banen tussen de bedelaars, er op de een of andere manier nog in slagen alles aan de plek magnifique en fantastique te vinden. Althans, zo praatten we ’s mans gedrag een beetje goed. Niemand reageerde op hem, dus wachtten we, geblokkeerd tussen twee groentekramen in, tot hij was uitgeraasd. Racistische praat: de passe-temps van een verloren minderheid.
Door racisme daartoe te reduceren, schuif je je betrokkenheid en verantwoordelijkheid als omstander, politicus of journalist makkelijk van je af. Kiezers zijn heus niet racistisch, ze worden enkel door politieke figuren misleid. Dat is de leidende gedachte nu het Vlaams Belang meer flauwe mop dan politieke partij geworden is en Wilders’ PVV leegloopt. Knap lastig heb ik het daarmee. Het racisme is niet verdwenen uit de politiek, journalistiek en dagelijks leven, het is alleen meer omfloerst geworden. Dus noemen we het fatsoenlijk.
Wie extreem rechts wil fnuiken, moet maar weer leren luisteren naar het volk. Vandaag betekent dat de ‘voedingsbodem’ van racisme wegnemen, door gasten een ideaalbeeld van een burger voor te houden waar niemand aan voldoet. Door migranten voor te stellen als personen die per definitie onze schaarse middelen bedreigen, en nauwlettender gemanaged moeten worden, tenzij ze beter Engels spreken dan ons en in de high finance werken.
In tegenstelling tot wat ik de afgelopen dagen in allerlei opinies las, stemt de neergang van extreem rechts me niet meteen gerust. Wat wil het volk? ‘Alleen de slechte Marokkanen moeten eruit’ en ‘Marokkanen zijn óók racistisch’ legitimeren hoegenaamd niet een manier van denken. Hoewel ze anders doen vermoeden, spreken zulke stellingen ook niet van nuance, laat staan van fatsoen. .
Norah Karrouche (1984) is historica door de week en schrijft in haar vrije tijd. Ze woont tijdelijk in Rabat, waar ze als onderwijsassistent werkt voor het Nederlands Instituut. .
Demorgen