En zo werd ik gisteren op Joop zomaar beschuldigd van racisme en vrouwenhaat. Door Bart Schut nota bene, die een paar maanden geleden nationale bekendheid verwierf met een racistisch stuk tegen Marokkanen in de Volkskrant.

Zoals gebruikelijk verzon Schut een paar feiten en legde hij me woorden in de mond om zijn beschuldiging ‘hard’ te kunnen maken. Daarom heb ik nooit zin in een discussie met deze meneer. Ik heb me daartoe één keer laten verleiden en toen was ik voornamelijk bezig een reeks beschuldigingen te ontkennen. Te ontkennen dat ik zus gezegd had en te bewijzen dat ik wel degelijk zo geschreven had.
Met Bart Schut discussiëren is als in een hondendrol trappen; daar worden je schoenen heel vies van.
Bovendien wordt Schut voornamelijk gemotiveerd door haat jegens mijn persoontje. Op Twitter is-ie voortdurend bezig ruzie met me uit te lokken, door mij wijselijk genegeerd. Elke strohalm, tot een historische tekening van naakte kinderen aan toe, grijpt-ie aan om tegen me tekeer te gaan. Dus dat is een weinig vruchtbare bodem voor een zuivere discussie.
Maar Schut is niet de enige die meteen begint te schuimbekken over ‘vrouwenhaat’ als je je bezwaren tegen de abortusboot inbrengt. Elke discussie, zelfs als die maar zijdelings met abortus te maken heeft, wordt beheerst door fundamentalisten. Fundamentalisten die mordicus tegen abortus zijn, no matter what, en fundamentalisten die van je eisen dat je voor bent, in elke omstandigheid, no matter what.
Schut beweert dat ik het ‘prima’ vind dat vrouwen niet zelf over hun lichaam mogen beschikken. Ik heb nog nooit iets gezegd of geschreven dat zo’n beschuldiging rechtvaardigt. Integendeel. Op mijn site Frontaal Naakt betoog ik voortdurend dat het lichaam van vrouwen hun domein is, en van niemand anders.
Hier bijvoorbeeld. En daarmee lijken me de woorden van Schut voor de zoveelste keer ontmaskerd als kwaadaardig, hol geblaat.
Nu wil ik wel verklappen – en dit is de eerste keer dat ik dit publiekelijk doe – dat ik er niet van overtuigd ben dat abortus een kwestie is van het recht op totale zeggenschap van vrouwen over hun lichaam. In hen groeit immers een mens – en ik weet dat ik hiermee de virtuele hooivorken- en fakkelbrigade weer tegen me in het harnas jaag – en die mens maakt geen deel uit van het lichaam van zijn moeder, althans niet in de zin waarin een borst deel uitmaakt van die moeder, of haar grote teen. Hij is er wel totaal afhankelijk van en daarom lijkt me een zorgvuldige discussie over abortus op z’n plaats. Waarvoor overigens geen ruimte is in Nederland, vanwege de fundamentalisten.
Bij de abortusboot gaat het me evenwel niet om de abortuskwestie, maar om het feit dat een Nederlands gezelschap zijn eigen dogmatische opvattingen komt opleggen aan een ander land. Het is een vorm van cultureel imperialisme en van stuitende westerse arrogantie.
Het gaat me om het principe, en als ik een vergelijking maak met een fictieve vrouwenbesnijdenisboot uit Somalië (‘Als besnijdenis niet wordt gelegaliseerd, laten vrouwen hun dochters illegaal besnijden, met alle gevaren van dien’), die aanlegt in de haven van Rotterdam, vergelijk ik daarmee niet vrouwenbesnijdenis met abortus, ik stel daarmee de wenselijkheid aan de kaak van een land dat de soevereiniteit van een ander land komt aantasten.
Ik verzon ook een boot uit Texas, de recht-op-het-dragen-van-een-wapen-boot, gesponsord door de Amerikaanse wapenlobby, vastbesloten om Nederlanders aan een wapen te helpen, wat immers een grondrecht is. In de ogen van die Amerikanen.
Bart Schut vindt dat ik niet consequent ben omdat ik wel de opvattingen over Zwarte Piet van een Curaçaose minister steun, terwijl dat toch ook een buitenlandse inmenging is in Nederlandse aangelegenheden. Ik was toch tegen buitenlandse inmenging in anderlands binnenlandse zaken?
Hier toont zich andermaal de stuitende domheid van Schut. Een mening is geen inmenging. Ik zou net zo tegen een anti-Zwarte Pietboot uit Curaçao zijn (dat overigens deel uitmaakt van het Koninkrijk der Nederlanden) als ik tegen een Nederlandse abortusboot in Marokko ben. Maar ik ontzeg die Curaçaose minister het recht op een mening niet, net zomin als ik Bart Schut zijn recht ontzeg op zijn domme geleuter over Marokkanen.
Ik maak dus geen onderscheid tussen Nederlandse en Marokkaanse vrouwen, zoals Schut beweert, ik scheer juist iedereen over dezelfde kam. Ik ben een iedereen-over-dezelfde-kam-scheerder. Marokkaanse vrouwen, Nederlandse vrouwen, Curaçaose ministers, bleke slungels van middelbare leeftijd die ‘mattie’ zeggen, ze zijn één pot nat voor mij.
Mijn principe is helder en ik pas het toe op elke vergelijkbare situatie: het ene land mag het andere land zijn wet niet komen opleggen. We mogen een mening hebben over de Marokkaanse regels ten aanzien van abortus, homoseksualiteit en buitenhuwelijkse seks, maar we mogen de Marokkanen niet dwingen net zo ‘liberaal’ te zijn als wij.
Marokko mag ons niet voorschrijven welke cartoons we mogen tekenen en welke niet, en hoe we onze kinderen mogen noemen.
Veranderingen moeten van binnenuit komen en als ze niet komen, dan hebben we ons daarbij neer te leggen. Net als de vorige keer dat ik op Schut reageerde, is ook nu mijn boodschap: kijk eerst maar eens naar je eige. Nederland heeft zelf namelijk nog een boel werk te doen op het gebied van vrouwvriendelijkheid.

AmazighTimes:Peter Breedveld