OPINIE – Zes maanden geleden besloten enkele jongeren in Marokko dat ze hun land wilden veranderen. Dat klein groepje toonde nieuwe moed en hoop die een grotere groep landgenoten in beweging bracht. Als Marokkaanse gaven ze mij een andere blik op mijn geboorteland en als journaliste herinnerden ze mij aan de verantwoordelijkheid van de media.

Journalisten noemen hun bezigheid ‘het mooiste beroep ter wereld’ en daar ben ik het volledig mee eens. Voor mij is dat omdat een journalist de burger de kans geeft om zijn mening te laten horen en die burger ook op de hoogte brengt van verschillende andere standpunten. Omdat een journalist lezers of kijkers de nodige informatie geeft om wat rondom hen gebeurt, beter te kunnen begrijpen. En ook omdat een journalist de belangrijke taak heeft om als onderdeel van de ‘vierde macht’ te waken over de democratie.

Allemaal mooi in theorie, maar helaas zie ik dat media in het Westen die rol niet meer serieus nemen. Terwijl ik het debat in Vlaanderen over kwaliteitsjournalistiek volgde, was er sinds 20 februari iets anders dat meer en meer mijn aandacht trok. Ik kijk sinds die dag meer naar de journalisten in Marokko die hun rol proberen op te nemen in een land waar persvrijheid ontbreekt en voorlopig geen democratie is om over te waken. Journalisten die in gevaar kunnen komen bij elk kritisch woord dat ze over Marokko typen.

Ongeloofwaardig

De omstandigheden waarin Marokkaanse journalisten moeten werken, hebben ook hun invloed op Marokkanen in het buitenland. Via sattelietzenders, en sinds een tijd ook via het aanbod van Belgacom en Telenet, krijgen we acht Marokkaanse staatszenders die allemaal hetzelfde gecensureerde beeld schetsen over de politieke, economische en sociale situatie in ons land van herkomst. Het komt neer op het verhaal van een Marokko dat vooruit gaat, waar toerisme voor een betere economie zorgt, en waar bijna iedereen tevreden is met het beleid. Weinig of geen protest. Wel altijd veel mensen die op straat juichen voor de koning.

Heel mijn leven vond ik dit wel een beetje verdacht. Pas na 20 februari begon ik mijn beeld scherper te stellen en begon ik me meer vragen te stellen. Sinds ik andere en meer onafhankelijke Marokkaanse media raadpleeg, vooral online, is dit plaatje compleet ongeloofwaardig geworden. Maar geloofwaardig of niet, het plaatje laat sporen na op Marokkanen in Europa voor wie de traditionele staatsmedia vaak de enige bron van informatie zijn over Marokko. In mijn omgeving kom ik nog steeds Marokkanen tegen die nu voor het eerst iets horen over het protest.

Nederlandstalige media

Maar de gevolgen van de eenzijdige berichtgeving zie ik ook terug bij Vlaamse en Nederlandse media. In Vlaanderen deed met uitzondering van Dewereldmorgen.be en MO* bijna niemand de moeite om meer achtergrond en inzicht te verschaffen in de manier waarop en de redenen waarom de nieuwe Marokkaanse grondwet tot stand is gekomen. In Nederland was er hiervoor iets meer aandacht, zij het vooral door commentaarstukken van Marokkanen zelf.

Bij een overzicht dat ik schreef tijdens mijn stage bij MO*, plaatste iemand als reactie ‘op de VRT geen uitleg’. De VRT heeft inderdaad bijna niets gezegd over Marokko. We hebben het nochtans over een land dat banden heeft met één van de grootste minderheidsgroepen in België.

Blijven bloggen

Nu ik terug kijk op het werk voor mijn blog, moet ik toegeven dat ik in acht artikels veel belangrijke zaken niet besproken heb. Een eenmansblog die opgestart is voor een schoolopdracht, heeft geen redactieteam waarmee je een echte onlinekrant kan maken. Wel heb ik de intentie om te blijven bloggen en schrijven, met dezelfde journalistieke benadering.

Intussen hoop ik dat andere Nederlandstalige media in het algemeen iets meer zullen doen dan vermelden dat 98,5 procent van Marokkanen ja stemt bij een referendum. Zodat de nieuwsconsument nu of later niet de indruk krijgt dat de Marokkaanse bevolking ‘plots’ in opstand komt. Elke belangrijke gebeurtenis heeft een reden en een geschiedenis. Het is de verantwoordelijheid van vrije media om daar tijdig over te berichten.

© 2011 – Hasna Ankal