Deze dagen herdenken veel Riffijnen de twintigste sterfdag van de leider van de opstand van 58-59, Mohamed Sellam Amezian. De opstand voor waardigheid, zoals deze gaandeweg is gaan heten. Een bruut en massaal neergeslagen opstand die, hoewel voortleeft in de herinneringen en harten van elke Riffijn, jong en oud, volstrekt afwezig is in de Marokkaanse geschiedschrijving. Is dit toeval omdat ook historische gebeurtenissen door de actualiteit worden ingehaald, of bewust beleid van bestuurders? We zetten ter vergelijking enkele historische gebeurtenissen naast elkaar.
In België is afgelopen zomer de beroemdste veldslag uit de geschiedenis herdacht, de Slag bij Waterloo (18 juni 1815). Maar 200 jaar na de veldslag durfde een Franse president het nog steeds niet aan om oog in oog te staan met de verrichtingen van zijn illustere voorganger Napoleon (1769-1821). De Franse president François Hollande was niet aanwezig bij de herdenking. “Het ligt gevoelig om er als verliezende natie bij te staan”, luidde zijn verklaring, maar het taboe ligt veel dieper: Frankrijk heeft Napoleon eigenlijk altijd al doodgezwegen. Hoe komt het dat landen zoveel moeite hebben om hun geschiedenis onder ogen te zien?
In het inleidende hoofdstuk van zijn magistrale boek 1812, over die andere fatale veldtocht van Napoleon door Rusland, maakt schrijver Adam Zamoyski ons deelgenoot van een discrepantie tussen de mythische veldslagen tussen de legers Napoleon en Tsaar Alexander I (1777-1825) enerzijds en het doodzwijgen van deze beide leiders door hun vaderlandse geschiedschrijving gedurende bijna 100 jaar anderzijds. Hoe komt het dat zowel Rusland als Frankrijk zolang nadat één van de meest dramatische episodes uit de Europese geschiedenis had plaatsgevonden, het zo moeilijk vonden om objectief over deze episode te schrijven? Iedereen had er immers wel een beeld bij, een mening over, kende er een anekdote over of kende wel iemand die meegevochten had. We hebben het namelijk over het grootste leger dat de mens ooit zag.
De verklaring voor deze discrepantie was volgens Zamoyski in beide landen censuur. Het bewind dat Napoleon opvolgde eiste dat alle berichtgeving en geschiedschrijving over hem het liefst zo negatief mogelijk moest zijn. De Franse historici die wel schreven stonden volgens de schrijver ofwel vijandig tegenover Napoleon, of wilden in het gevlij komen van zijn opvolgers. Niet alleen vlak na de verloren veldtocht, ook 100 jaar later, als de onderlinge betrekkingen al lang zijn genormaliseerd, bleken de Fransen nog steeds een grote aarzeling te hebben om over de veldslagen van deze krijgsheer te schrijven.
De angst aan Russische kant om objectief over de veldtocht te schrijven, werd ingegeven door de angst om een discussie over de Russische natie op te rakelen die weer ondermijnend was voor de tsaar. Intussen werden duizenden boeken geschreven over de mythe van 1812 waarin vooral de rol van God, als veilige escape, werd benadrukt.
Ruim 100 jaar na Waterloo, in 1925 om precies te zijn, vond een veldslag in de Marokkaanse Rif die zijn weerga ook niet kende. Het stond voor de Spanjaarden en nu ook voor de Fransen vast dat ze die Riffijnse guerrillero’s, na alle eerdere mislukte pogingen daartoe, alleen onder de knie konden dwingen als ze alles, maar dan ook alles wat ze aan manschappen, paarden, propaganda, tanks, schepen, vliegtuigen en zelfs gifgas hadden, inzetten. En zo begon op 28 augustus van dat jaar een beslissende Frans-Spaanse aanval op de Rif. Maarschalk Pétain en zijn circa 160.000 manschappen vanuit het zuiden van de Rif, en Generaal Rivera met zijn circa 75.000 Spaanse soldaten vanuit het noorden. Pas na de inzet van gifgas, was de strijd gestreden en kon het gebied worden bezet.
In de zomer van 2009 slenterde ik door de straten van Melilla toen ik een lokale boekhandel binnenliep. Mijn blik werd gevangen door een kast die speciaal ingeruimd was voor boeken over de oorlog tussen de Rif en de Spanjaarden in de eerste helft van de 20ste eeuw. Wel 100 boeken van dun tot vuistdik en van paperback tot prachtig leer. Over de inhoud van de boeken waren de titels bepaald niet verhullend. Van De Catastrofe van de veldslag bij Anoual, tot De tragedie van generaal Sylvestre tot Valencianos in de Rif Oorlog. Een bibliotheek vol boeken over de Rif Oorlog (1920-1926), maar toch vooral over die ene voor de Spanjaarden zo smadelijk verlopen veldslag bij Anoual. Misschien geschreven uit bitterheid, uit mythevorming rond Anoual en Abdelkrim en het idee dat ze bij die mythe aanwezig waren, of gewoon uit trots omdat de Spanjaarden het Rif-gebied uiteindelijk, zij het met behulp van Frankrijk en het gebruik van gifgas toch kregen.
Ik was vooral onder de indruk omdat het aantal Marokkaanse boeken hierover, nu bijna 100 jaar na de Slag bij Anoual (20 juli 1921), op een hand te tellen is. Hoe kan het dat in Spanje zoveel meer boeken zijn geschreven over een voor hen slecht verlopen veldslag dan in Marokko? Of moeten wij de verklaring zoeken in het verhaal over de mislukte veldtocht van Napoleon naar Rusland waar in Frankrijk ook 100 jaar over gezwegen is.
Volgens onderzoeker en publicist Ali Idrissi moet de verklaring voor het lange zwijgen inderdaad in diezelfde taboesfeer worden gezocht. Zijn boek over het Marokkaanse zwijgen over en na de Marokkaanse Rif Oorlog, heet niet voor niets “geschiedenis onder embargo”. Er worden in Marokko natuurlijk genoeg boeken geschreven, maar niet daarover. Nabij Anoual, zeg maar de Riffijnse evenknie van Waterloo, ligt een nauwelijks als zodanig te herkennen herdenkingsmonument, en dat willen de Marokkaanse autoriteiten, net als hun Franse en Russische collega’s, graag zo houden.
Over de opstand van 58-59, die uiteindelijk maar enkele maanden duurde, is mede door toedoen van de centrale overheid in Rabat, ook maar een handjevol boekjes en films verschenen, terwijl dit een beslissende episode was in de latere verstandhouding tussen de Rif en datzelfde Rabat, dat blijkbaar geen idee heeft hoe levendig de herinnering van de Riffijnen aan die opstand nog steeds is, al kunnen we op basis van deze vergelijking de conclusie trekken dat de houding van Rabat niet uniek is. De herinneringen zijn wel uniek, in elk huis, want om het met de woorden van dichter Abou Faris al Hamdani te zeggen, hun geheimen zijn niet geschikt voor publicatie.