Deze week maakte Sharia4Belgium bekend dat ze als organisatie stopt. Toen ik het nieuws vernam, moest ik denken aan het bezoek van Sharia4Holland aan de Amsterdamse moskee Badr van enkele weken geleden. Daar werd een verkiezingsdebat georganiseerd. Schrijver-dichter Remco Campert sprak ooit over de jaren vijftig van de vorige eeuw de volgende beeldende woorden: ‘Je hoefde maar op de grond te stampen en het was feest.’ Anno 2012 hoeft in dit land een moslim maar op de grond te stampen en je hebt een rel.

Een klein groepje streng religieuze twintigers zat in het zaaltje, met buurtbewoners uit Bos en Lommer. Zodra de avond begon, kwamen de shariajongeren van hun stoelen en maakten zij stampij. Ze schreeuwden dat stemmen tegen de islam is, dat niet-moslims geen moskee mogen betreden en dat allah de allergrootste is. Het duurde niet lang voordat de jongeren werden afgevoerd.

Wat ik nooit heb begrepen, is waarom godsdienstfanatici altijd zeggen dat hun god almachtig, alwetend en de grootste is. Nooit hoor je: mijn god is lief, klein en grappig.

Een van de aanwezigen was de bekende Amsterdammer en voormalig-discoportier Saïd Bensallam (Amsterdammer van het jaar 2007). Hij had de taak een oogje in het zeil te houden. Toen Bensallam zag dat de jongens leuzen scandeerden, aarzelden hij en zijn team geen moment. De herrieschoppers werden Badr uitgezet, een enkeling zonder schoenen.

Bensallam deed mij aan mijn vader denken, de gastarbeidervader. Vaders wil was wet. Buiten zijn lijnen komen kon niet. Ik heb lang gedacht dat de islam verantwoordelijk was voor de strenge opvoeding, omdat de regels rechtstreeks uit de Koran kwamen. Later begreep ik dat de islam slechts een instrument was om ons familieleven in den vreemde in goede banen te leiden. Er was simpelweg geen ander pedagogisch systeem voor handen om niet in chaos te vervallen. Zo ging het in veel gastarbeidersgezinnen. Ook nu gaat iets schuil achter de opstelling van de shariajongeren.

Het is jammer dat Bensallams team ingreep, want de jongens waren op de juiste plek om hun ongenoegens tot uiting te brengen. Ik weet het: ze sarren, schreeuwen en intimideren. Maar het gaat deze jongens niet om de islam. Het zijn verdrietige, boze jongens die in contact proberen te komen met hun ouders, wat thuis niet lukt. Het schreeuwbekken was niet tegen de Nederlandse samenleving gericht of voor een islamitische staat, maar een roep om vaderlijke aandacht.

Als ik naar deze shariajongeren kijk, zie ik migrantenkinderen die ontevreden zijn over hun levens en bang zijn dat ze net als hun ouders maatschappelijk zullen falen. De show van in olie gezette baarden en lange gewaden versluiert hun noodkreet. Waar het ze echt om gaat, is de migratie van hun ouders een plek te geven, zodat zij zelf verder kunnen.

Sharia4Belgium houdt op met bestaan. Hoe het Sharia4Holland zal vergaan, weet ik niet. Als ook daar de stekker uit gaat, zal iedereen opgelucht ademhalen, maar daarmee is de pijn tussen vader en gastarbeiderszoon niet verdwenen. Die zal almaar toenemen.

Bron: de Volkskrant, 13 oktober 2012