Er zijn woorden als ‘allochtoon’, maar ook mensen met een verhaal, benadrukt Norah Karrouche. Karrouche is als historica verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, deed onderzoek naar en gaf les over narratieve identiteiten, migratie en culturele globalisering. Ze was tot 2012 actief in de lokale politiek in Leuven.

Afgelopen zomer bezochten mijn ouders tijdens een van hun weekenduitjes een begraafplaats nabij Gembloux. De daaropvolgende zondag tijdens de afwas, toen mijn vader de keuken verliet, fluisterde mijn moeder geëmotioneerd dat hij had gehuild bij een monument voor de Marokkaanse soldaten die er begraven lagen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette Frankrijk boeren en ander tuig uit de koloniën in als zogenaamde tirailleurs. In België ligt dat kanonnenvlees dus begraven bij Gembloux.

Waarom huilen mensen om leed uit het verleden dat hen niet persoonlijk werd aangedaan? Ook dat vroeg ik me die zondagmiddag af. Historici lijken geobsedeerd door de inhoud van herinneringen maar kijken zelden naar de vorm die ze aannemen. Voor de auteurs ervan zijn de rollen beperkt: ze zijn of de slachtoffers, of de helden van hun eigen levensverhalen. Je laat je dus vermassacreren door een clubje machtsdronken blanke mannen of je gaat er prat op West-Europa mee bevrijd te hebben van het grote juk van die andere dictator.

Nu is mijn vader een bescheiden, eerder verlegen en stille man die nog liever doodvalt dan toe te geven dat iets of iemand hem beweegt. Hij vroeg me nooit veel: een hoger diploma dan het zijne, een beter maandloon dan het zijne én een rijbewijs. Vrijheid. Met die wens stapte hij in 1969 in Tanger op een bus met eindhalte Brussel.

Mijn pa bezit de gave mij op de slechtst mogelijke momenten te vragen naar dat rijbewijs. Nu hij zestig is geworden en ik me realiseer dat we niet langer alle tijd van de wereld hebben, overval ik hem soms met een kruisverhoor over zijn eigen verleden.

Mijn pa vindt dan dat ik zaag en dat zijn verleden niet thuishoort in het heden. Soms, zoals vanavond bij het schrijven van dit stuk, vraag ik me af of hoe dat komt. Erfgoed van migratie wimpel ik doorgaans af als een centrumlinkse dada. Of je vader nu uit Tanger of Oostende komt, maakt dat een ruk verschil uit?

Ondertussen ken ik heel de oorlogsgeschiedenis van moeders kant op mijn duimpje. We hadden slachtoffers, we hadden helden. Maar mijn pa, die kruipt als een angstig kind tijdens onweders op mijn moeders schoot omdat hij bang is dat ook in België de daken dan inzakken, ook al zijn die niet van golfplaten gemaakt. Wanneer ik op zondag thuis ga eten moet het bord leeg voor al die dagen dat er bij pa thuis niets, maar dan ook niets op tafel kwam. Oostende of Tanger.

Mijn pa kwam 44 jaar geleden naar België omdat hij dacht dat zijn kind vrij zou zijn van regimes die dachten dat ze haar plaats in het grote verhaal wel voor haar konden bepalen zonder dat ze daarom vroeg.

Vrijheid.

Excuustruus
Dit is voor al mijn vrienden in de politiek die het niet konden laten op tijd en stond te herhalen dat ik het aan mijn geslacht en achternaam te danken had. Dit is voor iedereen die ooit om die reden op me stemde. Dit is voor alle Marokkanen die me mijden als de pest omdat ze partijpolitiek per definitie verdacht vinden. Voor alle Marokkanen die me afdeden als een landverrader, een collaborateur. Dit is voor alle politici die me feliciteerden met mijn accentloos Nederlands. Dit is voor alle leraren die me bekritiseerden om mijn gebrekkig Nederlands.

Dit is voor alle mannen die me een dom wijf en een excuustruus noemden. Dit is voor mezelf, voor de twee jaar, vijf maanden en negentien dagen dat ik daardoor niets meer schreef. Dit is voor alle feministen en cultuurnationalisten die denken dat ze met mij een argument voor een hoofddoekenverbod hebben. Dit is voor iedereen die denkt dit stuk politiek te kunnen recupereren. Dit is voor de docent die het toch wel jammer vond dat ik als allochtoon onderzoek ging doen naar allochtonen. Dit is voor die andere docent die precies het tegenovergestelde dacht.

Dit is voor alle big shot Belgisch-Marokkaanse mannen die tijdens de veel te korte zomers in dit trieste, trieste land mijn benen complimenteerden, maar nooit vroegen om mijn mening. Dit is voor alle Vlaamse vrouwen die me vragen hoe dat voelt, met een besneden man. (Niet beter, niet slechter.)

Vraag me te schrijven over alle Marokkanen, maar niet over hem. Tot vanavond. Vraag me niet om te schrijven hoe zijn thuisland zijn herinneringen herbergt, maar over hoe onze herinneringen onze thuislanden zijn.

Mijn thuis is mijn pa die in de woonkamer met zijn zesjarige dochter danst op Babylon by Bus, Graceland en Hada Raykoum. Mijn thuis is mijn grootmoeder die anders naar haar kleindochter keek omdat ze op de wereld werd gezet door een Vlaamse. Mijn thuis is mijn grootvader die in 1973 zijn toekomstige schoonzoon liet natrekken bij de lokale politie omdat hij een Marokkaan was. Mijn thuis is mijn ma die vertelt dat haar vader als krijgsgevangene in Frankrijk op een biechtstoel sliep omdat de kerk vol zat met Senegalezen.

Mijn thuis is mijn pa die soms moeite heeft met vasten en mijn ma die daar in ieder geval nooit rekening mee houdt. Mijn thuis is mijn ma die enkel spek bakt wanneer haar man van huis is. Mijn thuis is mijn pa die zes jaar geleden, op de dag dat zijn moeder in Marokko overleed, samen met zijn dochter ’s nachts op het terras in een dorp nabij Leuven van pure miserie een fles rum soldaat maakte.

Zoals genetische ziekten slaan herinneringen soms een generatie over. Je kunt herinneringen kneden, je kunt over ze heen wrijven, je kunt op herinneringen slaan. Geschiedenis herhaalt zich nooit, maar soms bakt ze ons nu eenmaal een poets.

Afgelopen zondag kwam ik na een korte nacht ’s middags bij mijn ouders thuis en riep ik triomfantelijk: “Ma, pa, ik wil migreren!”

“Alleen de benen hebt ge van uw moeder”, antwoordde hij sec, “ik heb dat altijd al geweten”, en we gingen aan tafel.

Geef mij iets nieuws om voor te vechten. Schrijf mij een nieuw verhaal, pa.

 5245235-7827539