Said Elhaji
Het is begonnen bij de oude Egyptenaren, zo’n 4000 jaar geleden. Zij waren de eerste die de kat gingen domesticeren. Graanschuren moesten worden beschermd tegen de vraatzucht van muizenplagen, vandaar. Daarom werden katten gefokt om lief voor de mensen te zijn en moorddadig jegens muizen en ratten. Zie, de Egyptische Mau. Mishandeling van dit ‘heilige dier’ werd zwaar afgestraft. Een soldaat die met zijn strijdwagen een kat overreed, werd ter dood veroordeeld. En terecht.
Katten zijn sublieme wezens. Ongenaakbaar. Mysterieus. Bepaald geen schapen. Je maakt ze niks wijs. Ze willen niet dienen, maar hun eigen gang gaan.
Uit een nieuw Amerikaans onderzoek blijkt dat katten gevaarlijker zijn dan tot nu toe werd aangenomen. Een enkele kat vangt tussen de 70 en 200 prooien per jaar. Gezamenlijk zouden ze tussen de 8,3 miljard en 24,4 miljard vogels, ratten en muizen doden. Het zijn de nazi’s van het dierenrijk. Hun hele fysiek is erop gebouwd om te moorden. Elk jaar weer bezondigen zij zich ongezien aan een nieuwe holocaust. En sie haben es nicht, nimmer gewußt. De Amerikaanse Vogelbescherming stelt in een reactie op het genoemde onderzoek dat katten maar binnen moeten blijven omdat ze zo veel schade toebrengen.
Het verbaast me niks. In De meester en Margarita, de beroemde roman van Michail Boelgakov, verschijnt een Satansfiguur ten tonele die Woland heet. Samen met zijn gevolg pleegt hij moorden, sticht branden, ontvoert mensen. In dit gevolg vertoeft ook een reusachtige kat die kan praten en handelen als een mens.
Ik denk niet dat de kat onderdeel kan zijn van andermans duivelse entourage. Nee, ik denk dat de kat Satan zelve is. Satan is geen gevallen engel, maar een kat. En zijn naam is Momo.
Momo is mijn eigen zwartgrijze huiskat, die door zijn buitensporige grootte het voorkomen heeft van een tijger. Komt hij de woonkamer binnen, dan zwaait de deur open. Ja, dan komt er echt iemand binnen. Hij blijft even staan, kijkt rond, loopt naar de keuken om te zien of er eten in zijn bakje zit. Daarna zoekt hij rustig zijn favoriete (warme) plekje op: de verwarming. Zo rond vieren in de middag wil hij strontvervelend zijn, om niet te zeggen diabolisch. Want dan wil hij eten. En dan krabt hij aan alles om me erop te wijzen dat zijn geduld op is.
Maar denk niet dat hij geen geduld kan betrachten. Dat kan hij wél. Lang en uiterst geconcentreerd kan hij loeren. Naar een vogel op de balustrade bijvoorbeeld, wachtend op het juiste moment om tot de aanval over te gaan. Vliegt de vogel weg, dan baalt hij niet. Nooit.
Van kroelen moet hij evenwel niets hebben. Hij vraagt nooit om aandacht. Pas laat in de avond wil hij aan mijn voeten komen zitten, duldt hij zowaar een aai over zijn bol en kijkt hij me aan alsof híj me een dienst bewijst.
Zeg je katten, dan zeg je individualisten. Ze hebben het individualisme verabsoluteerd. Dat moet je respecteren, anders verlaten ze je.