De weg naar Marrakesh is, hoewel ook lang en bochtig, beslist de moeite waard. Vanuit Alhoceima is Marrakesh een pokkeneind weg. Er zijn twee routes die erheen leiden. De kustroute via Casablanca is koeler maar ook langer. De andere route is via het binnenland dwars door het Middenatlasgebergte. Deze route is qua temperaturen minder aangenaam, maar toeristisch het aanzien meer dan waard. Om te beginnen is er het grootse Atlaslandschap, maar ook de uitbundige en extraverte Berberfolklore. Het lijkt alsof deze mensen elke dag wel wat te vieren hebben. Het gebied staat verder bekend om de wat lossere moraal en heeft iets ondeugends. Hier wachten meiden niet op een prins.

Op tweederde van de route ligt de stad Beni Mellal. Ik besluit hier te overnachten en omdat ik hier toch ben, zoek ik het lokale gezondheidscentrum op waar een oude vriend als arts werkt. Vriend is niet het juiste woord, maar soms blijven contacten gewoon in stand. Nordin en ik hebben ooit in de brugklas naast elkaar in de schoolbanken gezeten. Hij was goed in leren en ik was goed in de rest. Het weerzien is zoals altijd allerhartelijkst en zo beginnen wij al snel over politieke koetjes en kalfjes te praten.
Nordin legt mij uit dat Marokko in veel opzichten positief is veranderd. Het land is democratischer, het bestuur is transparanter, de mensenrechten zijn verbeterd, er is veel minder corruptie. Kortom teveel om op te noemen.

Ik leg Nordin uit dat ik, als het om politiek gaat, geleerd heb om niet te geloven wat ik hoor, maar wat ik zie en laat ik nu net het ganse Marokkaanse journalistengilde louter berichten over de meest stuitende corruptieschandalen van de laagste overheidsdienaar tot de allerhoogste. Werkelijk iedereen die in de positie is om te sjoemelen, doet dat alsof hij dat van z’n ouders heeft geërfd. Dit varieert van een gouverneur die miljoenenopdrachten gunt aan het bedrijf van zijn vrouw tot het leegplunderen van een pensioenfonds, van het handelen met lichtjaren voorkennis tot massale landjepik bij arme boeren. Over landjepik gesproken; onlangs werd een lijst gepubliceerd waaruit blijkt dat een tiental leiders van verschillende politieke partijen voor ruim vijfduizend hectare landbouwgrond onder elkaar hebben verdeeld.

Ik vraag Nordin om de zaak voor me uit te leggen.
Hij haalt diep adem en moet lang over het antwoord nadenken.
Er moeten in dit land toch ook magistraten die hier een punt van willen en durven maken en deze schurken voor het gerecht brengen. Voegde ik toe.

Die zijn er ook, maar dan is er altijd iemand die van hogerhand de zaak afblaast. Grote jongens gaan altijd vrijuit. Grote jongen zijn net wolven. Zij handelen nooit alleen. Er is steeds een onzichtbare lijn die naar een nog hogere baas leidt. Steeds is er iemand die opdracht geeft om de hond te laten lopen. Legt Nordin uit.

Maar hoe is dat dan een verbetering? Wil ik weten.
Het verschil is dat wij dit nu hier met elkaar kunnen bespreken. Er is een tijd geweest dat op dit soort gesprekken een zware straf stond. Zegt hij met een zucht, terwijl hij een slok van zijn thee neemt.

Nog even over het ondeugende doen en laten van de Middenatlas. In de zomer van 1988 overnachtte ik, samen met twee vriendjes uit Rotterdam Noord, in de stad Kenifra, de hoofdstad van de Middenatlas. We waren toen ook onderweg naar Marrakesh. Het moet gezegd; het ondeugende karakter van de stad sprak ons wel aan. Wat mij van die reis is bijgebleven, is het onmiskenbare spoor van lol en uitbundigheid dat wij achter lieten. Wat mij het meest is bijgebleven is een oud vrouwtje dat wij tegenkwamen en dat maar bleef roepen: Moge Onze Lieve Heer de deugd in deze ondeugende stad terugbrengen. Wij dachten natuurlijk dat zij ons bedoelde, waarop wij terugriepen: `Amen, want dat is meer dan nodig, mevrouw’.
Ik heb daarna vaak aan die mevrouw gedacht. Ze had helemaal gelijk, maar ze zag ook wel in dat ze niet alles kon zeggen wat ze wilde. Dat was levensgevaarlijk.