Opinie: door Mohamed Talhaoui

Indien je de zoon bent van migrantenouders, of je nu hier geboren bent of niet, dan moet je twee keer opletten voor je een mening verkondigt over een uiterst delicate zaak, zoals de mogelijke splitsing van België. Het doet er niet toe dat je die mening als nieuwe Belg of Vlaming, door de jaren heen, zelf hebt gevormd op basis van objectieve feiten.

De perceptie in Vlaanderen overheerst dat die nieuwe bevolkingsgroep zich over dit thema niet mag uitspreken, omdat dat hun zaken niet zouden zijn -“hou u met Marokko of Turkije bezig”-, of in het ergste geval, dat die groep maar al te graag, uit rancune, het land van een ander zou willen zien splitsen. Het is daarom dat rond deze kwestie ogenschijnlijk het grootste taboe heerst in Vlaams allochtonenland.

Toch merkte ik dat in Franstalig België allochtonen volop politiek worden ingezet om de eenheid van België te bezingen en in het Frans de solidariteit in België op te hemelen.

Bij nader inzien gebeurt dit ook in Vlaanderen, maar op een subtielere manier: allochtonen die door de traditionele partijen in de parlementaire etalagekast worden uitgestald, moeten vooral de wijsheid van de koning, de meerwaarde van de Belgische diversiteit en het gevaar van de N-VA onderstrepen; en die in diezelfde beweging, meestal achter de schermen, eveneens hun onvoorwaardelijke trouw uitspreken aan de Marokkaanse koning en de weldaden van zijn autocratisch regime bezingen.

Onder de parlementairen van Marokkaanse origine kan men zelfs spreken van een uiterst gênante verafgoding van Mohammed VI. De redenering bij onze traditionele partijbonzen luidt dat, indien zij die koning op handen kunnen dragen, ze dat zeker ook met Albert II kunnen.

Hoewel mijn opvattingen over de ideale staatsvorm eerder republikeins zijn, moet ik eerlijk bekennen dat ik ‘staatkundige’ linken heb met drie monarchieën: één van afkomst (Marokko), één uit geboorte (Spanje) en één door nationaliteitsverwerving (België)). Deze positie maakt het wel interessant om politieke vergelijkingspunten te hebben en dieper naar onderliggende maatschappelijke problemen te kijken.

Om de zaken te vereenvoudigen wil ik mijn aandacht toespitsen op Marokko en vervolgens vooral op België. Maar eerst vooraf ter verduidelijking: iedereen heeft (persoonlijke) redenen om voor of tegen een onafhankelijk Vlaanderen te zijn. Meestal betreft dit dan één of meerdere beleidsdomeinen waarover men diep ontevreden is.

Het (falende) beleid inzake diversiteit op de werkvloer (de OESO brandmerkt België al jaren als één van de meest racistische landen op vlak van onderwijs en arbeidsmarkt) is voor mij persoonlijk één van die indicatoren voor het meten van de kwaliteit van de democratie in een rechtstaat. Geldverslindende en tegelijk inefficiënte nep-maatregelen op dit vlak, maar ook op andere vlakken, doen hoge scores van ongebreideld Belgisch wanbeheer vermoeden. Maar wat heeft een Vlaming nu met een Berber te maken?

Marokko is een absolutistische monarchie van Saoedische migranten die hun legitimiteit baseren op de islam. De koning heerst als Arabier, samen met een minderheid Arabieren, over een absolute meerderheid Berbers, zonder veel aandacht te besteden aan hun sociaal-economische leefomstandigheden of hun culturele eigenheid.

De Arabieren in Marokko -en meer bepaald slechts enkele Arabische families- zijn eigenaars (‘ownership’) van het staatsapparaat en van de grootste delen van de economie. De Berber vindt in de bestuurlijke administratie -die hem van bovenaf wordt opgedrongen- haast geen spoor terug van zijn taal en cultuur, afgezien dan van wat folklore.

Hoewel er heel recent oppervlakkige hervormingen zijn doorgevoerd, blijft de Marokkaanse koning heer en meester van het politieke spel. Het credo ‘verdeel en heers’ geeft hierbij de politieke toon aan en bijgevolg kunnen hij en zijn familie gulzig rijkdommen blijven accumuleren. Van enig toezicht op de koninklijke functie is weinig of geen sprake.

Mohammed VI wordt in tijden van ‘Arabische lente’ voor de ogenschijnlijke stabiliteit in Marokko (mede dankzij de instandhouding van een grote ongeletterdheid van de bevolking) door de EU vorstelijk beloond met immer intensere samenwerkingsverdragen, dit in ruil voor interessante handels- en investeringsmogelijkheden.

Bij heel dit gebeuren spelen Marokkaanse migranten in Europa, buiten wat opgepookt ‘cheerleader-schap’, geen enkele noemenswaardige rol. Meer nog, volgens mij moet historisch nog worden vastgesteld of het echt economische gastarbeiders waren of veeleer politieke vluchtelingen. Dit is belangrijk omdat we zo kunnen achterhalen waarom het integratiebeleid in België voor die groep nooit heeft gewerkt.

Op het eerste gezicht is België uiteraard een heel ander land. België camoufleert echter de onderliggende realiteit dat leden van twee naast elkaar levende cultuurgemeenschappen niet dezelfde rechten hebben. De stem van de Vlaming is principieel minder waard dan de stem van de Franstalige. De Vlaamse meerderheid wordt in het overgrote deel van de staatsmacht politiek besluiteloos gehouden en kan juridisch enkel die beslissingen nemen en uitvoeren die de goedkeuring wegdragen van de geprivilegieerde Franstalige minderheid.

De Vlaamse politieke klasse zou opheldering moeten vragen over die institutionele onrechtvaardigheid en meer bepaald over haar historische onomkeerbare politieke toegevingen. Op de keper beschouwd wordt in dit land echter constitutioneel de expliciete instructie gegeven ideologische bondgenoten te gaan zoeken aan de andere kant van de taalgrens, hetgeen ik ‘electoraal extra-territoriale pactvorming’ zou willen noemen.

Beter is met de gemeenschapsgenoten rond de tafel te zitten en de (historische) diepliggende meningsverschillen met elkaar uit te praten en samen te plannen wat in sociaal-economische termen het algemeen belang zou moeten zijn inzake het toekomstig beheer en de sociale samenhang van hun respectievelijke territoria.

Wat in België gebeurt, is dat de koning als een ‘deus ex machina’, eraan te pas moet komen om aan het begin van de regeringsformatie, in het proces van die electoraal extra-territoriale pactvorming, een gedetailleerd federaal regeerprogramma voor de komende periode te ‘faciliteren’.

Dit programma speelt zich af binnen een zeer beperkte ‘perimeter’: gelet op de belabberde begrotingstoestand, de grote, tegendraadse politieke visies en de gebetonneerde bepalingen in de grondwet betreffende de instellingen en bevoegdheidsverdelingen in het land, kan uitsluitend beslist worden over slechts zeer beperkte sociaal-economische maatregelen: een subsidie meer of minder hier, een gevangenisstraf meer of minder daar en al dan niet minimale herzieningen van de belastingen.

De naast elkaar levende inwoners in dit land wordt daarmee de kans ontnomen om, onder het verre maar nodige EU-beleid, een staatsstructuur te laten inwerken die dicht bij hen staat en een beleid op maat te kunnen voeren. Dit staatkundig euvel levert wanbeleid op.

Zo wordt op het vlak van het anti-discriminatiebeleid, de kans niet gegrepen om met de directe stakeholders rond de tafel te zitten, de problemen ten gronde en objectief te analyseren en daarop een gepast totaalbeleid te richten met ‘volheid van bevoegdheid’: van migratietoegang tot anti-racisme in het tewerkstellings-en promotiebeleid. De waarheid in dit land is echter dat statistieken op dit domein zelfs tussen de regio’s niet te vergelijken zijn omdat dit ergens politiek wel eens te gevoelig zou kunnen liggen.

Biedt ‘confederalisme’ dan mogelijk een oplossing? Ja, maar enkel als het uit de populistische sfeer wordt gehaald. Immers, grondwettelijk is het N-VA-voorstel om de regio’s te laten beslissen wat ze nog wel federaal willen houden en al de rest aan bevoegdheden -wat ze niet meer samen willen doen-, te laten overhevelen naar de deelstaten, in geen geval mogelijk zonder voorafgaand akkoord met de Franstaligen.

Indien de N-VA dit toch eenzijdig zou willen doen, dan treedt ze buiten het kader van de Belgische rechtsregels: eerst een akkoord krijgen van de Franstaligen over elke mogelijke hervorming, dan pas hervormen of er verandert … niets (en dit, voor zover die artikels van de grondwet voorafgaandelijk door de vorige regering voor herziening vatbaar zijn verklaard). Het tegendeel beweren is in dit kader het verkondigen van onhaalbare praatjes, dus populisme. Dit laatste dwingt alle partijen er evenwel toe haarfijn te definiëren wat zij dan wel onder dat concept ‘confederalisme’ verstaan; en vooral, welke tijdspanne zij daarvoor politiek hanteren. Het zou alvast getuigen van al te lang mak gehouden politieke partijen, die voor de toekomst wel degelijk een inhoudelijk verhaal te vertellen hebben. Of nu België blijft bestaan en in welke vorm is eigenlijk niet eens zo relevant. Veel belangrijker is dat het institutionele kader gedragen wordt door de meerderheid van de bevolking en wel in staat is efficiënt beleid te voeren. Men kan er niet omheen dat de institutionele vragen zwaar wegen op de politieke besluitvorming van dit land, met alle blokkeringen van dien. Je kunt daarvan weglopen en vrezen dat dit een rechts Vlaanderen in de hand werkt, of je kunt als links Vlaanderen je eindelijk ontdoen van de Franstalige voogdij en rechts Vlaanderen niet met ondemocratische macht maar wel met progressieve argumenten en resultaat gericht beleid te lijf gaan. Wat de bevolking ervan vindt, splitsen of niet en in welke verhoudingen, blijft tot nu toe ’s lands best bewaarde geheim. Dat laatste kan men idealiter nagaan door middel van een al dan niet vrijblijvend referendum zoals men in België heeft gehouden ivm. het al dan niet terugkeren van Koning Leopold III na WO II. Het komt mij voor dat het al dan niet bijeen houden van het land een soortgelijk gewicht vertegenwoordigt.

Kiest men in alle landsdelen in meerderheid voor België: geen probleem, dan kan men het huidige moeizame proces van staatshervormingen met vallen en opstaan verder zetten, gezien een terugkeer naar een unitair België nauwelijks steun geniet. Indien er na een grondig publiek debat en het houden van een referendum in één of ander landsdeel toch iets anders uit de bus zou komen, dan zou dit een doorslaggevend startsein kunnen worden voor de gehele Belgische politieke klasse om zich prioritair bezig te houden met wat de burgers in dit land echt bezighoudt: niet het huidige ‘gerommel in de sociaal-economische marge’ van een overmachtige en op geld beluste particratie -om een regering de volgende stembusslag te laten overleven-, wel de uitbouw van een democratische en efficiënt werkende rechtstaat die welvaart en vrijheid garandeert voor haar respectievelijke burgers en perspectief biedt aan hun kinderen, wit of zwart. In dat opzicht is het uitvoeren van een inter-universitaire studie inzake een mogelijk splitsingsscenario voor België, slechts één van de middelen die het debat zullen verrijken. Het biedt eveneens de kans om de soms uiterst beledigende visies en meningsverschillen in dit land, maar eveneens in het debat binnen in de deelstaten, te objectiveren en zo ruimte te creëren voor enige fatsoenlijke en redelijke uitwisseling. Ten slotte: van de instandhouding van taboes zijn bitter weinig mensen beter geworden. Enkelingen worden beter van door populisten gecreëerde luchtbellen: die spatten toch vroeg of laat uit elkaar; en de Vlamingen en Berbers van deze wereld zijn daar al te vaak de dupe van.