Onder leiding van Mohammed Abdelkrim El Khattabi (1880-1963) braken in het najaar van 1920 de eerste openlijke schermutselingen uit. Enkele maanden later, in de zomer van 1921, wist El Khattabi nabij het dorp Annual met een numeriek minder sterk leger een Spaanse troepenmacht aangevoerd door generaal Manuel Fernandez Silvestre een verpletterende nederlaag toe te brengen. Precieze cijfers over het aantal doden zijn niet bekend, maar naar schatting zouden tijdens de veldslag alleen al aan Spaanse zijde om en nabij de twaalfduizend soldaten zijn gesneuveld. Spaanse historici spreken dan ook nu nog steeds over “El desastre de Annual”. Na zijn overwinning riep El Khattabi zichzelf uit tot leider van de “Geconfedereerde Republiek van de Stammen van de Rif”. De pogingen om van Eric Drummond, de toenmalige secretaris-generaal van de recent opgerichte Volkerenbond, een erkenning te verkrijgen voor ‘zijn’ republiek draaiden echter op niets uit.

De krijgskansen keren

Eind 1924 was El Khattabi erin geslaagd om de Spanjaarden vrijwel volledig uit het Rifgebergte te verdrijven. Toen hij ook de Franse garnizoenen begon aan te vallen, besloten de kolonisatoren de krachten te bundelen en voor eens en altijd een halt toe te roepen aan de opstand. In het najaar van 1925 ontscheepte de Franse maarschalk Philippe Pétain (1856-1951) in de Marokkaanse havenstad Al Hoceima met een bijna tweehonderdvijftigduizend man sterke legermacht om met de Spaanse troepen van generaal Miguel Primo de Rivera (1870-1930) een gezamenlijk offensief tegen de rebellerende Berberstammen te beginnen.

Ondanks het overweldigende Frans-Spaanse numeriek overwicht slaagden de Berbers er aanvankelijk in om de invasielegers van Primo de Rivera en Pétain gevoelige verliezen toe te brengen. Pas toen op grote schaal vliegtuigen werden ingezet om de dorpen en kampplaatsen van El Khattabi’s opstandelingenleger te bestoken met mosterdgas was de strijd beslist.

Op 26 mei 1926 gaf El Khattabi zich noodgedwongen over aan de Franse troepen en werd na een kort schijnproces gedeporteerd naar het eiland Réunion in de Indische oceaan. Na bijna twintig jaar verblijf in zijn ballingsoord kreeg hij omwille van gezondheidsredenen in 1947 van de Franse autoriteiten toestemming om zijn straf verder uit te zitten in Frankrijk. Tijdens zijn overbrenging wist hij echter gebruik te maken van een onoplettendheid van zijn bewakers om in Port Saïd te ontsnappen, waarna hij politiek asiel aanvroeg in Egypte. El Khattabi vestigde zich in Caïro van waaruit hij bleef ijveren voor de oprichting van een islamitisch geïnspireerde autonome Berberrepubliek binnen een onafhankelijk Marokko. De zesde februari 1963 kwam El Khattabi er na een kortstondige ziekte te overlijden. De Egyptische president Gamal Abdel Nasser (1918-1970) besloot hem postuum eer te betuigen met een staatsbegrafenis en hem een laatste rustplaats toe te kennen op de prestigieuze Al Abbassia begraafplaats niet ver van het historisch centrum van Caïro.