Op het Plein der Naties (Sahat al Umem) in hartje Tanger is het vanavond een drukte van belang. Er staat een podium vol verlichting klaar. Het plein is met dranghekken afgezet voor het autoverkeer. Duizenden nieuwsgierige toeschouwers staan langs de kant en kijken nu al uit naar wat vanavond komen gaat. Op het plein zelf is het duidelijk dat er iets belangrijks staat te gebeuren. Dat wil zeggen, er wordt niets aan het toeval overgelaten. Van marine- tot politietop en van branweer- tot dito legertop; alle belangrijke meneren van dienst in deze wereldstad, inclusief een verdwaalde hoge meneer in strak burgerkloffie, zijn van de partij.
Later die avond zou het publiek ongetwijfeld op een daverend muziekspektakel worden getrakteerd. Muziekkorpsen van het korps der mariniers, het brandweerkorps en het politiekorps zullen hun longen uit hun lijf blazen, waarna een daverend applaus hen ten deel zal vallen. Jammer dat ik dit spektakelstuk niet bij kan wonen. Maar dat is het lot van een reiziger. Tegen die tijd heb ik de stad al verlaten en zit ik in de bus naar weer een andere mooie stad, Fes of zo. Ik zie wel waar ik uitstap.
Intussen kijk ik in Tanger naar de voorbereidingen van het Troonsfeest, de uitbundigste nationale feestdag in dit land. Morgen wordt de Koning in de stad verwacht. De hoge officieren salueren elkaar strak en met een gevoel voor discipline alsof hun leven ervan af hangt. Maar het moet ook gezegd; hun leven hangt hier ook van af. Want in de stad Alhoceima, niet zo ver hier vandaan en waar de Koning de afgelopen dagen op bezoek is geweest, heeft zich een ongekende schoonmaak voorgedaan die nu al de geschiedenis is ingegaan als de tweede aardbeving sinds 2004, toen een zware aardbeving de hele regio verwoestte. Na een klachtenregen van burgers over corruptie, machtsmisbruik en intimidatie, heeft de regering de hele publieke top van de stad en omstreken zijn congé gegeven. De ontwikkelingen zijn al dagenlang eerste paginanieuws in alle nationale kranten. De onthullingen zwellen hoe langer hoe meer aan. Er wordt gesproken van een bestuurlijke aardbeving die zijn weerga niet kent, waarbij over de veertig topofficials de laan uit zijn gestuurd, juridisch worden vervolgd of anderszins disciplinair worden gestraft. Het is ook niet zonder medelijden dat ik naar deze mannen in uniform in Tanger zit te kijken.
Later die nacht als ik op mijn hotelbed lig, besef ik dat de gedachte van de bestuurlijke aardschok van Alhoceima mij niet los wil laten. Vragen en conspiratieve verklaringen spoken door mijn hoofd. Maar ik weet het ook niet. Ik geef het op. Zou het dan toch waar zijn dat naar mate de zon feller schijnt, de schaduwzijde donkerder is. Zou het dan waar zijn dat achter de lieflijke en zachte aard van deze mooie stad achter de rotsen, een ongekende corruptie als een kankergezwel schuilging die het hele overheidsapparaat van binnenuit heeft leeggevreten? Ik kan slechts gissen maar het kan wel natuurlijk.
Op m’n hotelkamer is het warm, veel te warm om te slapen. Ik moet opeens denken aan Omar Al Khiam’s kwatrijn `Nimmer heeft slapen iemand’s dagen verlengd, noch heeft vermaak iemand’s leven bekort’. Zo is het maar net. Slapen kan altijd nog. Dit is een mooie gelegenheid om kennis te maken met het nachtleven van deze milde stad. Ik ga erop uit en ik heb een geweldige dorst bovendien.