Uit de “THE LIVING RACES OF MAN” by Carleton S. Coon, 1965
De Berbers
Het derde onopvallende raciale element in Afrika is het kaukasische, dat zoals eerder vermeld, voor het eerst het continent bereikte via enorme invasies zo’n 15.000 jaar geleden, vanuit West Azië en mogelijk vanuit Europa. De afstammelingen van deze indringers die nog steeds voor een deel kaukasisch zijn, zijn de Berbers. .
Al vanaf het begin hebben de Berbers relaties onderhouden met andere Afrikaanse volken. Zoals de overblijfselen van hun skeletten als suggereert, mengden de Mouiians zich met de eerdere Ateriaanse ( stenen tijdperk) bevolking. Volgens J.H. Greenberg, hebben de Berber talen, net als het oud Egyptisch, die van oorsprong van Afrikaanse afkomst waren alles wat west Europees of west Aziatisch was vervangen, wat de Kaukasische indringers mogelijk eest hebben gesproken..
Alle in leven zijnde Berbers hebben een of andere vorm of vormen van symbiotische relatie met inheemse Afrikanen. In elk Riffijns dorp van enige omvang wordt het smeedwerk gedaan door een negroïde ijzersmid.Andere negroïde inwoners werken als slagers en stadsomroepers op de wekelijkse markt. Weer anderen zijn muzikanten die van stam naar stam trekken en andere festiviteiten te verlevendigen
De negroïde man is over het algemeen een knecht in dienst bij de agrarische Berbers en is dat waarschijnlijk al sinds de introductie van het ijzer in Noord Afrika in het vroeg christelijke tijdperk. .
Onder de gedeeltelijke en voltijdse Nomaden is de interraciale relatie wat ingewikkelder. De Ait Atta bijvoorbeeld, die hun schapen in de Midden Atlas in de zomer en in de winter in de Vallei van de dadels in het zuiden weiden, hebben hun kastelen en tuinen in de vallei van de Dadels. Zij delegeren hun werk in de landbouw aan de kaste van Negroïde knechten, de Haratin. Andere Haratin werden aangetroffen in oases langs de noordelijke grens van de Sahara en inderdaad in de gehele Sahara woestijn.
De kameel houdende nomaden, vooral de beroemde Tuareg, ofwel het volk van Vel zijn onderverdeeld in kasten van edelen, de imghad, of daar kameel fokkende afstammelingen van,zij hebben ook hun Haratin, en houden slaven.De handels gemeenschappen in de grote oases, zoals de Mzabites of Ghardaia, trouwen binnen de eigen stam en zij behoren tot een zich afgescheiden sekte van de Islam, die van de Khawarij, of Kharijites. Zij laten hun landerijen bewerken door Haratin.
Op welke wijze de Berbers zich ook weigerden te mengen met de Negroïde lagere klassen, de menselijke natuur laat zich niet sturen, en dus is er sprake van een bepaalde mate van menging. In Marokko zijn de meeste Kaukasische stammen te vinden in de Rif en in de Midden Atlas, in Algerije zijn het de Kabyles and the Shawia; en in Libië is de Jebel Nefusa de sedentaire stam. In sommige regio’s is het weinige aan menging met Afrikanen in evenwicht gebracht door de opname van Arabieren, niet zo zeer stam voor stam maar door de vestiging van vrome families achtergebleven na de twee belangrijke Arabische invasies. Deze Arabieren komen vooral van al-Hijaz and Jemen, en zijn geen Bedoeïenen..
De gemiddelde lichaamsbouw, hoofd en gezichtsafmetingen van de verschillende type Berbers stamt af van de West Aziatische bergbevolking en de Zuid Westerse Europese en Arabische bevolking. .De gemiddelde lichaamslengte varieert van ongeveer 165 cm tot 172cm(5 feet 4 inches to 5 feet 7 inches). De variatie in lichaamsbouw is van mager tot gezet, met een gemiddelde zithoogte van meestal 51 cm, maar dit neemt bij de woestijnstammen af tot 49 cm. De meeste Berbers, waarvan geen van allen bakerden zijn langschedelig. De meeste hebben een recht of bol neusprofiel. Hun gezichten en kaken zijn over het algemeen smal maar soms komt een breed gezicht en een stompe neus ook voor.
De Rifijnen hebben de lichtste huidskleur, zij zijn de meest Europees uitziende Berbers. .In 65% van de gevallen is er sprake van rose-witte en een niet blootgestelde huidskleur ( van Luschan Nummers 1-3 and 6-9). Bij sommige stammen loopt de incidentie op tot 86%.Drie en twintig procent hebben sproeten. Tien procent heeft licht bruin of blond haar; in sommige stammen wel 25%.De kleur van de baard is bij 45% van de Riffijnen rossig, licht bruin of blond. Bij sommige stammen stijgt het tot 57% waarvan 24% een compleet blonde baard hebben. Vier procent van de Riffijnen hebben rood haar, net als in Schotland en Ierland. Zeventien procent een rossige baard en in sommige stammen hebben 28% er een. Het lichte haar bij de Riffijnen is meestal goudkleurig of roodachtig, asblond is zeldzaam.
43% van de mannen in de Rif hebben donkere ogen, gemengde 35% en lichte ogen 2% en gemengde ogen hebben eerder groene of blauwe elementen dan grijze. De stam met in het algemeen de lichtste pigmentatie is de Beni Amart, die een incidentie kent van 18 %, 73%, 9% in elke van deze categorieën. Deze bergstamleden en sommige van hun buren aan de kust zijn een weinig blonder dan de Zuid Europese bevolking.
Hun blondheid is te vergelijken met het blonde van West Europa en West Azië, niet met dat van Noord of Oost Europa. Zij komen eerder overeen met West Europeanen dan met West Aziaten wat betreft in het ontwikkelen van lichaamshaar, wat licht en gematigd is. Maar 5% van de Rifffijnen hebben de veel voorkomende borstelige wenkbrauwen onder West Aziatische bergbevolking. Het haar van de meeste Riffinen is krullend, dat wil zeggen in de vorm van lokken bij 50% van de mannen. Er werden geen individuen gezien met sterk krullend of kroeshaar. Dit Afrikaanse type haar is echter wel gevonden onder de Shiuh berbers van het Atlasgebergte in de Sous vallei. 12% van de Shiuh kennen ook de epicantale oogplooi.
Afrikaanse kenmerken manifesteren zich onder de diverse Berber bevolkingsgroepen op verschillende wijze en komen in meer of mindere mate voor. Bij de Riffijnen en de Kabyles komt dat het meest tot uiting in de brede gezichten, brede kaken en stompe neuzen. Deze gelaatstrekken gaan soms samen met rood haar, groenige ogen en sproeten. Onder de e Soussis zien we ook deze brede gezichten en sommige mensen zien er Mongoloïde uit. De Soussi hebben afgezet op de Schaal 109c een genetische recombinatie van kenmerken van de Bosjesman; plat gezicht, laag neusprofiel, brede lippen en oren van de Bosjesman. .
Langs de grenzen van de Sahara blijven legendes bestaan over de aanwezigheid van een eerder en niet Kaukasisch volk. Volgens de belangrijkste chief van de Ait Atta kwamen hun voorvaderen voor het eerst vanuit de bergen naar hun huidige winterverblijven in de Vallei van de Dadels en troffen een door geel huidige bevolking bewoonde regio aan, die zij op hen veroverden en zij verlaagde hen tot de status van landbouw knechten. Later mengde deze gele bevolking zich met de neger slaven, waaruit de hendaagse bedienden, de zogeheten Haratin voortkwamen. Veel van de Haratin lijken op het Hottentots,
In Fezzan in het zuiden van Libië leeft een volk dat Duwwud of Daawada heet (wormvolk)-dat Arabisch spreekt, op springmuizen jaagt en wat dadels kweekt verder oogsten zij artemesia uit de zoutmeren waar zij aan wonen , een bruine garnaal die zich vermeerderd in wonderbaarlijke aantallen . Die de Duwwud verhandelt aan de Arabische karavanen. De Duwwud zien er ook als Hottentotten uit. Ook andere Bosjesmannen aan andere gedeeltelijk Neger bevolking kan men vinden in de Sahara.
De Egyptenaren
Toen de Arabische veroveraars de Nijl vallei bereikten, bleven sommige van hen in de steden, maar het merendeel trok verder omdat het land dicht bevolkt was en met meer dan één type bevolking. Sinds de tijd nog van voor de dynastieën, hadden verschillende veroveraars zich gevestigd in de Delta en op de oevers van de Nijl. Nadat de Arabieren waren gekomen en gegaan, namen de Turken het over, en met hen kwamen de Kaukasiérs, Albanezen en andere mede Moslims.
Het zijn de Fellahin and de Kopten die het meest getrouw de fysieke gewaarwording van al gemengde voorouders representeren, de oude Egyptenaren. Zij waren een volk van een gemiddelde lichaamsgrootte en bouw met bruine huidskleur en de meeste van hen hadden krullend haar en bruine ogen, met uitzondering van 10% die gemengde en of licht kleurige ogen hadden. Zij hebben een recht neusprofiel, neuspunten van gemiddelde grootte en de dikte van hun lippen is gemiddeld en zij hebben een gematigde baardgroei. Zij lijken op wat zij zijn een product van een oud mengsel van Kaukasische en elementen van de oorspronkelijke bevolking van Afrika, versterkt door de tijd met Kaukasische elementen van Europa en West Azië en Afrikaanse elementen uit de Soedan.
De Arabieren
Sinds de opkomst van de Islam, of sinds de laatste twaalf eeuwen, zijn de Arabieren Afrika binnengevallen en zijn Afrika via land en via de zee geïnfiltreerd. De eerste golf bereikte Noord Afrika voornamelijk vanuit al Hiaz of Jemen. Een aantal van hen vielen ook Spanje binnen gezamenlijk met vele Berbers, beiden werden in 1492 verbannen gezamenlijk met de Sefardische Joden. Deze Arabieren stichtten steden, bekeerden de Berbers tot de Islam, dreven handel en richten centra op voor studie en religieuze doeleinden.
In de twaalfde eeuw kwam de tweede golf die totaal uit Bedoein stammen bestond met hun schapen, kamelen en paarden, afkomstig uit de Syrische woestijn Zij doorkruisten de lage landen van Nood Afrika en de hoogvlakte en een aantal van hen trokken verder tot in de Sahara, waar hun nakomelingen nog steeds leven. Na de tweede invasie warden de meeste Berbers van de lage landen gearabiseerd of zij trokken zich terug in de bergen. Uiteindelijk keerden in 1492 veel van de zogeheten Moren van Spanje en Portugal terug naar Noord Afrika, waar zij zich in de steden vestigden als kooplieden en geschoolde vaklieden.
Het is makkelijker een Berber van een Arabier te onderscheiden via de kleding en gedrag dan door middel van uiterlijke en fysieke kenmerken, maar er zijn statistische verschillen, vooral tussen Arabische stammen en die van Bedoeien afkomst en die van de Berbers uit de bergen. De mensen van de Arabische stammen zijn donkerder van huidskleur, hebben minder vaak licht kleurige ogen en zijn bij hoge uitzondering blond. Vergeleken met de Berbers hebben minder van hen brede gezichten en hebben meer bolle neusprofielen.
De aristocratische stedelijke Arabieren die eeuwenlang de leiding hadden over Noord Afrika stammen van de eerste golf van veroveraars, zij waren vooral stedelingen en handelaren in Arabië. Veel van deze families stammen deels af van bekeerde Joden. Deze stedelijke Arabieren hebben niet de havik achtige trekken zoals de afstammelingen van de Bedoeïenen en de velen van hen die wiens voorouders leefde in de schaduwrijke straten en blond zijn. De afstammelingen van de Andalusische Moren leefden vijf eeuwen in Spanje en zijn qua lichaamskenmerken niet te onderscheiden van Spanjaarden. De meesten van hen zijn bekeerd tot de Islam.
De volken van de Hoorn van Afrika
Aan de andere kant van de Rode Zee van Suez, was de Bab Rl mandeb een belangrijke doorgang tussen West Azië en Afrika. Zoals zijn naam de Poort van de Tranen, al aangeeft ging het verkeer in beide richtingen bewoog, de Arabieren die richting het westen trokken en de slaven oostwaarts. Ten weste van de Bab el Mandeb verreist de stijle helling van de Ethiopische hoog landen een toevluchtsoord van vroeg historisch, belang. Tussen de hooglanden en de Rode Zee strekt zich de Damkali woestijn uit, waarvan delen liggen onder zeespiegel. Het is een van de heetste plekken op aarde.
De bevolking van deze regio zijn allen of bijna allen een product in verschillende mate en vormen van een mengeling tussen Kaukasisiers en Negroïden. Behalve de slaven die geïmporteerd zijn van de stomende moerassen van de lage Soedan. De meeste Negroïde bevolking zijn Wattas, nijlpaard jagers langs de rivieren van Somalieland en Zuid Ethiopië. Zij zijn een kaste die gevreesd wordt als magiërs en veracht omdat zij nijlpaardvlees eten. Zover als wij weten zijn zij nooit gemeten of ingedeeld op bloedgroepen.
De daaropvolgende meest negroïde bevolking is het sedentaire volk van West Ethiopië die Central Cushiticsche talen spreken het Kafacitos, Soddo Galla, Sidamos, Agaus, en Falasha( zwart joods). Deze bevolking heeft sterk krullend of kroeshaar en heeft een donker bruine huidskleur en zijn relatief kort qua lichaamlengte. Zij zijn 164cm(5 feet 4 1/2 inches) groot. Hun gelaatstrekken zijn deels negroïde.
De laatste negroïde bevolking van de hooglanden zijn de eigen Ethiopiërs, die Amharic spreken, Tigre, en Tigrinya—en de Gallas. De laatste zijn afstammelingen van de Zuidelijke Arabieren die Ethiopië veroverden tijdens de eerste duizend jaar voor christus. En de laatste stammen af van veehouders die de hooglanden bereikten in het westen in de 16e eeuw.
Beide zijn voornamelijk Kaukasisch qua lichaamsbouw en gelaatstrekken. Beide variëren in huidskleur van licht gelig bruin en in sommige gevallen zelfs geel tot verschillende tinten bruin waar zij zelf zich zeer bewust van zijn. Geen van hen is zwart. De meerderheid heef sterk krullend haar. Daarna volgt krullend haar zoals dat van de Berbers en Egyptenaren. Zowel golvend als kroeshaar is zeldzaam, stijl haar is niet waargenomen. Al het haar is zwart. De ogen zijn eerder donker bruin als licht bruin of zijn een mix van die twee. Zwarte ogen zijn niet gevonden en hele lichte gemengde ogen zijn slecht bij een paar individuen gevonden. .
Deze gelaatstrekken zijn algemeen bekend zijn door de publicaties van de Keizer Halle Selassies foto waar veel aandacht voor was. De neusprofielen zijn eerder recht dan bol onder de Amharas and Gallas, en zij hebben bij uitzondering wijde neusgaten, van de zij kant gezien is het hoog gebogen, zij hebben geen brede neus en de lippen zijn gemiddeld van dikte. Zij hebben geen lichaamshaar de baarden zijn karakteristiek bescheiden ontwikkeld. In dit opzicht variëren de Amharas meer dan de Gallas.
Zijn beiden een lang volk met een gemiddelde lengte van ongeveer169-170cm(5 feet 7 inches ca.) een gemiddelde zithoogte van ongeveer t 51 voor de Amharas and 50 voor de Gallas. Dit plaatst hun lichaamsbouw in de categorie van Mediterrane blanken en vele Negers. In andere opzichten zijn zij qua lichaamskenmerken Kaukasisch en zo beschouwen zij zichzelf ook met name de Amharas en de hogere klasse van de Gallas, zie zichzelf Ormoma noemen. De Gallas onderscheiden twee andere groepen, de Tumtu, waarvan enkele ijzersmeden zijn en de Faki, of leerlooiers. De laatste twee zijn niet gemeten. Beide stammen van een volk dat leefde in Zuid Ethiopië voor de Galla het veroverde.
De Somaliérs en de Dankalis zijn nauw verbonden met elkaaar en kunnen als een eenheid worden gezien. Hun lichaamsgrootte en de verhoudingen van hun ledematen zijn dezelfde als dat van de Amharas en de Gallas, maar zij hebben veel lichter gebouwde lichamen, hoofden en gezichten Het meeste van hen zouden gecategoriseerd kunnen worden als ectomorphs. Bijna zonder uitzondering is hun huid van een rijke chocolade bruine kleur. Hun haar is zwart en hun ogen zijn donker bruin of zwart. Meer dan een derde heeft golvend haar een enkeling heeft stijl haar. Krullend haar dat in meerdere mate voorkomt onder de Amharas and the Gallas, komt slechts in 6 % van de gevallen voor onder de Somaliérs. .Dit volk opvallend gelijksoortig, zelfs in zo’n mate dat Hiernaux hen als een afzonderlijk ras beschouwde.Men moet hierbij wel in overweging nemen dat de Somaliërs en de Dankalis in woestijn gebied leven onder de zeespiegel, waar de hitte heel intens is en het zonlicht hel, and se luchtvochtigheid heel hoog, terwijl de Amharas en de Gallasop op hoge hoogte leven in koel en bewolkt gebied. Omgevingsfactoren kunnen niet ontkend worden in een vergelijking van deze twee volkeren. Beide zijn hoofdzakelijk kaukasisch maar op een verschillende manier.