Daar stonden ze. Tientallen, wat zeg ik, honderden illegalen: jaren zestig-pakken, schoenen met versleten hakken, vermoeide ogen, goedkope eau de cologne en vooral veel hangende snorren.
Ook ik stond er tussen. Een van mijn ooms had mij meegenomen. Hij had geen papieren en ik wel, maar hij had een snor en ik niet. Wat keek ik op tegen die snor. Als ik later groot zou zijn, dan heb ik ook een knevel. Ik was twaalf jaar en was nog niet besmet met het idee, dat in dit land over het algemeen snorren als vies worden beschouwd.

We stonden niet in de rij voor een of andere snorren contest. De reden was een vliegtuig, deze luchtbus donderde op de flatgebouwen Groeneveen en Kruitberg in Amsterdam. Het werkelijke aantal slachtoffers was onbekend, omdat er onder andere illegalen in de flats woonde. Daarom riep iemand, dat iedereen die zich in de gebouwen bevond tijdens de ramp een legale status kon ontvangen als hij maar kwam vertellen wie er nog meer aanwezig waren op de plaats des onheils. Mijn ome snorremans liet zich dat geen twee keer zeggen.

Ik had geen snor, maar sprak wel Nederlands dus werd ik meegenomen om als tolk te fungeren. Vanuit Deventer zocht mijn oom zijn gelukspapieren in Amsterdam en met hem heel besnord illegaal Europa. Ze kwamen overal vandaan. Uit alle hoeken van het rijke continent waren ze toegestroomd voor gratis papieren.

Toen ik mijn oom in de trein vroeg hoe hij de papierverstrekkers kon overtuigen dat hij wel degelijk bij de ramp aanwezig was, terwijl hij er niet was bij geweest. Hij stond op het moment van de ramp in de vaathoek van restaurant Snabbels. En restaurant Snabbels staat ongeveer honderd kilometer van de Bijlmer in het centrum van Deventer. Hij trok zijn bovenlip omhoog en zijn onderlip plakte mee. Trok zachtjes met wijsvinger en duim aan zijn snor en zei, dat hij nog elke dag last heeft van zijn hasjspeedboot trauma. Het trauma als geheimwapen.

Hij stapte in Afrika op een hasjspeedboot en deze bracht hem naar Europa, en hoe. Hij had nog nooit in een boot gezeten. Ook niet in een speedboot dus al helemaal niet in een hasjspeedboot.

De reis was een ramp. Een ritje dat normaal niet langer zou duren dan een paar uur werd door Miami Vice achtervolgingen al gauw anderhalve dag. De hasjspeedboot werd zes keer achterna gezeten door de Spaanse waterpolitie. Hij scheet alle bestaande en niet bestaande kleuren in zijn broek. Bij elke golf vloog hij en de jutezakken met de hasj waar hij op zat en zich aan vasthield de lucht in. En iedere keer dacht hij, het is nu afgelopen met me en dat anderhalve dag lang. Toen hij het zand van de Costa bereikte, werd hij eerst in elkaar geramd door de kapitein van de hasjspeedboot. Hij had in zijn broek gepoept en het was diaree. De hasjbalen waren bezaaid met zijn uitwerpselen. Klappen opvangen was het Afrikaanse resultaat van zijn verwarde darmen. Vervolgens moest hij de onder gescheten, dertig kilo per stuk wegende, hasjzakken op zijn rug dragen. Het ging het strand over, de boulevard op, de weg oversteken en dan alles in een Amerikaanse bak dumpen. Dit tachtig keer heen en weer. Toen hij klaar en meer dood dan levend was, werd hij op het strand achtergelaten.

Als hij voor de ambtenaren met volle magen, maar met lege bovenlippen zou staan, dan dacht hij aan de hasjspeedboot. Vanzelf zou hij gaan flippen en schuimbekken. De ambtenaren kregen dan ongetwijfeld het gevoel, dat hij de Boeing 747 van El Al weer op zich af zag komen.

Mijn oom ging inderdaad flippen, schuimbekken, scheet zichzelf onder en kwam zelfs een paar keer wel een meter van zijn stoel. Maar de ambtenaren waren gewiekste lui. En zagen dat hij een hasjspeedboot trauma had en geen ik – zie – een – Boeing – op – mij – afkomen trauma.

We stapten het gebouw uit en liepen langs de besnorde rij die ondertussen nog langer was geworden. Ik keek op naar mijn oom en zag de teleurstelling op zijn gezicht: nog steeds illegaal. Hij sloeg zijn snor fier in de wind en legde een hand op mijn schouder. Later zou ik ook zo een snor hebben en hij papieren.

Asis Aynan, verschenen bij De Balie