Ergens in de jaren negentig had hij voor zichzelf beslist dat hij Arabisch moest leren. Bij hem thuis in Rotterdam spraken ze alleen Berbers en Nederlands. Zijn studie bracht hem in 2006 naar Beiroet, net op het ogenblik dat er een oorlog uitbrak tussen Israël en de sjiitische milities van Hezbollah.

De stad stroomde vol vluchtelingen uit het zuiden, en werd tegelijk bestookt door de Israëlische luchtmacht. Benali besloot om te blijven: zijn ‘Berichten uit een belegerde stad’ vormen één van de twee grote brokken in ‘Oost=West’ (De Arbeiderspers). Het toeval maakte hem ineens tot een soort journalist, maar misschien zijn er toch wel betere leermeesters.

Of wilde hij gewoon literatuur blijven puren uit de situatie waarin hij was terechtgekomen? Door zijn dagboekbladzijden giert de angst voor de Israëlische bommen; ze verlamt hem te veel om echt te kunnen observeren. Hezbollah probeert hij dan maar te doorgronden door er een boek over te lezen.

Benali, die behalve schrijver ook marathonloper is, legt letterlijk kilometers binnenshuis af, op de loopband van een Libanees fitnesscentrum: wellicht heeft hij het niet zo bedoeld, maar dat beeld vat zijn vertelstandpunt goed samen.

In de tweede grote reportage, over een bezoek aan de Gaza-strook kort na de Israëlische inval eind 2008, komt Benali wél op de juiste plaatsen. Misschien omdat hij toen meeliep met een echte journalist, de fotograaf Kadir van Lohuizen. Hij wil per se de zoo van Gaza City zien, en de prachtige kameel die ze daar hebben – kamelen fascineerden hem al van toen hij met de kleuterklas naar de Rotterdamse diergaarde trok.

Maar de kooien in Gaza City zijn leeg, en van de kameel is niet meer over dan ‘een zwartgeblakerde hoop waar rook van af komt’. Dat er in heel Gaza City nu geen enkel plekje meer is waar een kind zich een minuutje kind kan voelen, is een observatie waarvoor we niet bij Robert Fisk of John Simpson moeten zijn. Daar hebben we Benali voor.