Door: Matthijs Daniels

GORINCHEM – De herinneringen aan zijn jeugd, aan de streek waarin hij opgroeide. Geliefd thema voor schrijvers van alle tijden. De eerste roman van Gorcumer Ali Oulad Saddik heeft hetzelfde eeuwenoude thema, maar is toch bijzonder. Een boek in de Riffijns-Berberse taal door een Nederlands-Marokkaanse auteur, dat is een zeldzame combinatie. 

De dagelijkse wandeling van twee, drie kilometer naar school langs de rails. Met een lift achterop een fosfaattrein als die toevallig passeerde. Of de jacht met de hond op hazen en vogels. Of, nog veel indrukwekkender: de eerste terugkeer naar huis van zijn naar Nederland geëmigreerde vader. Herinneringen als deze schreef Ali Oulad Saddik op onder zijn pseudoniem Ali Amazigh, naar het Noord-Afrikaanse woord voor Berbers. ‘Ik trof mijn vader toen ik vlak bij school was, maar ik herkende hem niet. Hij was naar Nederland gegaan toen ik één jaar was. We kenden elkaar niet, maar toch moet ik iets bekends hebben gezien. Ik ben hem gevolgd en toen hij dat in de gaten kreeg, draaide hij zich om en gaf hij me een snoepje. Toen ik later die dag thuis kwam, was hij daar ook en zagen we elkaar als vader en zoon.’ Druppels die niet opdrogen. Zo luidt vertaald de titel van Oulad Saddiks roman. Oftewel: herinneringen die niet vergeten worden. Herinneringen aan Nador, de streek waar de roots liggen van zoveel van de Nederlandse Marokkanen. De auteur Ali Amazigh woonde er veertien jaar. Daarna werd zijn gezin met zijn vader herenigd in Gorcum, waar hij werkte. De schrijver werkt zelf bij Purac Biochem en brengt nu zijn tweede boek uit. Het eerste was een dichtbundel. Eveneens geschreven in Riffijns-Berbers. De bundel werd in het Nederlands vertaald door zijn Papendrechtse kennis Khalid Mourigh, werkzaam aan de Universiteit van Leiden en kenner van de Berberse taal. ‘Die heeft geen schriftcultuur’, vertelt Mourigh. ‘De literatuur bestaat er vooral uit legendes en sprookjes. Pas de laatste dertig jaar heeft de geschreven literatuur een grote ontwikkeling doorgemaakt. Maar het staat nog steeds in de kinderschoenen.’ Ali Amazigh schrijft zelf in het oude tifinagh-schrift. Khalid Mourigh vertaalde de eerdere dichtbundel, maar de roman is voorlopig alleen in Riffijns-Berberse taal verkrijgbaar. ‘Voor Nederlandse Marokkanen zijn dit de herinneringen die ze zelf ook hebben. Er wordt bijna niet op deze manier in deze taal geschreven’, besluit Mourigh. ‘Misschien is Ali wel de eerste.’