Onvoorstelbaar hoe traag politieke en bestuurlijke molens soms malen. En hoe lang het kan duren voordat een op zichzelf logisch en rechtvaardig principe in wet- en regelgeving wordt vertaald.

Het is immers al bijna twee decennia geleden dat het toenmalige VVD-Kamerlid Van Hoof ervoor pleitte een onderzoek te laten verrichten naar het zogeheten woonlandbeginsel in de sociale zekerheid. Lag het niet erg voor de hand, argumenteerde de liberale politicus, dat wanneer een Marokkaanse Nederlander kinderbijslag ontving voor in Marokko woonachtige kinderen, hij een lager bedrag zou ontvangen dan voor zijn in Nederland woonachtige kinderen? In Marokko zijn de kosten voor het levensonderhoud immers een stuk lager?

Het kostte Van Hoof in 1997 veel moeite om coalitiepartner PvdA –het was in de tijd van het eerste paarse kabinet– van de noodzaak van zo’n onderzoek te overtuigen. Terwijl het op dat moment alleen maar ging om een verkennende notitie.

Maar het kan verkeren. Een krappe twintig jaar later is een bewindsman van PvdA-huize, te weten minister Asscher van Sociale Zaken, er trots op dat hij, na veel geruzie en gesteggel met Marokko, het Socialezekerheidsverdrag (dat uit 1972 stamt) met dat land zodanig heeft weten aan te passen dat bij de export van kinderbijslaguitkeringen het woonlandbeginsel gaat gelden. Dat betekent op enige termijn een korting op deze uitkering van zo’n 40 procent. Ook uitkeringen in het kader van bijvoorbeeld de Algemene nabestaandenwet die naar Marokko worden geëxporteerd, worden in overeenstemming gebracht met het prijspeil in dat land.

Terecht ziet Asscher, die in zijn handelen overigens werd aangespoord door een door de Kamer aangenomen motie van VVD en SGP, de wijziging van het Socialezekerheidsverdrag als een succes. Maar het heeft, door aanvankelijke scepsis in zijn eigen partij én door eindeloze tegenwerking door Marokko, wel lang geduurd!

Bij dit alles moeten we enerzijds beseffen dat de Nederlandse schatkist door deze maatregel niet veel voller wordt. Gezien op onze totale sociale­zekerheidsuitgaven stellen de nu behaalde bezuinigingen weinig voor.

Maar dat was dan ook niet het belangrijkste motief om tot deze verdragswijziging over te gaan. Waar het in essentie om gaat, is logica, rechtvaardigheid en eerlijkheid. Die principes vereisen enerzijds dat mensen die soms vele decennia lang in Nederland matig betaald, zwaar en vies werk hebben gedaan, niet afgeknepen mogen worden wanneer een deel van hun gezin in het land van oorsprong leeft of wanneer zijzelf op hun oude dag teruggaan naar Marokko of Turkije. Maar die beginselen vragen eveneens om sociale uitkeringen die de uitkeringen van autochtone Nederlanders niet verre te boven gaan, omdat zij 
geïncasseerd worden in landen met een lager levenspeil.

Het rechttrekken van dergelijke onrechtvaardigheden in wet- en regelgeving is van groot belang om het gevoel van solidariteit, een belangrijke pijler onder ons stelsel van sociale zekerheid, overeind te houden